Artikel 262, WIB 92

Art. 262, § 2, 3°, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (10.07.2021) (art. 79, W 27.06.2021 - B.S. 30.06.2021; Numac: 2021021157; erratum B.S. 12.07.2021)


§ 1. De roerende voorheffing is verschuldigd door aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtigen die inkomsten van kapitalen en roerende goederen en in artikel 90, eerste lid, 6° en 11°, bedoelde inkomsten verkrijgen waarbij die inkomsten ofwel zijn toegekend of betaalbaar gesteld, als het gaat om inkomsten van Belgische oorsprong, ofwel zijn geïnd of verkregen in België, als het gaat om inkomsten van buitenlandse oorsprong:

- zonder enige inhouding of storting van roerende voorheffing en dit overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen;

- en in zoverre overeenkomstig de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen een roerende voorheffing verschuldigd is.

§ 2. In afwijking van artikel 261 is de roerende voorheffing over de volgende inkomsten verschuldigd door de verkrijger daarvan:

1° in zoverre overeenkomstig de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen een roerende voorheffing verschuldigd is, inkomsten van kapitalen en roerende goederen en in artikel 90, 6° en 11°, bedoelde inkomsten, van buitenlandse oorsprong die zijn verkregen door aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtigen waarbij die inkomsten zonder bemiddeling van een in België gevestigde tussenpersoon in het buitenland zijn geïnd of verkregen;

2° inkomsten van verhuring van roerende goederen die voortkomen uit de verhuring van stofferende huisraad in gemeubileerde woningen, kamers of appartementen, inkomsten uit onderverhuring, overdracht van een huurceel en concessie van een gebruiksrecht als vermeld in artikel 90, 5°, en opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrecht, indien die inkomsten worden verkregen door rechtspersonen als vermeld in artikel 220 of door niet-inwoners;

3° inkomsten van roerende goederen en kapitalen, loten van effecten van leningen en de in artikel 90, eerste lid, 11°, bedoelde inkomsten, waarvan de voorheffing ten onrechte aan de verkrijger van de inkomsten is terugbetaald of die ofwel op grond van een onjuiste verklaring, ofwel op collectieve of individuele spaarrekeningen die niet voldoen aan de vereisten van artikel 21, eerste lid, 8°, onrechtmatig met vrijstelling van voorheffing zijn verkregen;

4° in artikel 19, § 1, eerste lid, 4°, bedoelde inkomsten, wanneer ze van buitenlandse oorsprong zijn, evenals de inkomsten van vastrentende effecten van buitenlandse oorsprong, verkregen door aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtigen, indien de rentegevende effecten vóór de vervaldag van de inkomsten worden vervreemd;

5° de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen van buitenlandse oorsprong, de inkomsten van buitenlandse oorsprong bedoeld in artikel 90, 6° en 11°, of de inkomsten bedoeld in artikel 261, tweede lid:

- die op grond van artikel 261, eerste lid, 2°, b), in België werden geïnd of verkregen zonder enige inhouding van roerende voorheffing, of

- die op grond van artikel 261, eerste lid, 2°, c), werden verkregen door de vaste inrichting in het buitenland van een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of erkende verrekenings- of vereffeningsinstelling;

6° dividenden van buitenlandse oorsprong die zonder bemiddeling van een in België gevestigde tussenpersoon in het buitenland zijn geïnd of verkregen door een in België gevestigde belastingplichtige waarvan het maatschappelijk doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit het beheer en het beleggen van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen.