Artikel 44bis, WIB 92

Art. 44bis is van toepassing op de meerwaarden die zijn verwezenlijkt vanaf 01.01.2000 en voorzover de datum van de verwezenlijking ten vroegste behoort tot het belastbare tijdperk dat aan aanslagjaar 2001 verbonden is (art. 2, W 14.01.2003 - B.S. 05.02.2003; Numac: 2003003034; en art. 2, KB 03.04.2003 - B.S. 30.04.2003)

§ 1. De meerwaarden die in de in het tweede lid bedoelde omstandigheden op bedrijfsvoertuigen zijn verwezenlijkt, worden volledig vrijgesteld wanneer een bedrag gelijk aan de verkregen schadevergoeding of de verkoopwaarde wordt herbelegd op de wijze en binnen de termijn als hierna gesteld.

De meerwaarden moeten zijn verwezenlijkt:

1° naar aanleiding van een schadegeval, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis, of

2° bij een niet in het 1° vermelde vervreemding van bedrijfsvoertuigen, voor zover de vervreemde bedrijfsvoertuigen sedert meer dan 3 jaar vóór hun vervreemding de aard van vaste activa hadden.

Onder bedrijfsvoertuigen moet worden verstaan:

a) voertuigen aangewend voor bezoldigd personenvervoer, met name autobussen, autocars en de autovoertuigen die uitsluitend worden aangewend hetzij tot een taxidienst, hetzij tot verhuring met bestuurder;

b) voertuigen aangewend voor goederenvervoer, met name trekkers en vrachtwagens, en aanhangwagens en opleggers met een maximum toegelaten massa van minstens 4 ton.

§ 2. De herbelegging moet gebeuren in bedrijfsvoertuigen die zijn bedoeld in § 1, derde lid, die beantwoorden aan de ecologische normen bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en die in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.

§ 3. De herbelegging moet uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid gebeuren en binnen een termijn:

1° van 1 jaar na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen, voor meerwaarden vermeld in § 1, tweede lid, 1°.

2° van 2 jaar vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meerwaarden vermeld in § 1, tweede lid, 2°, zijn verwezenlijkt.

§ 4. Om de in § 1, eerste lid, vermelde vrijstelling te kunnen genieten, moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen vanaf het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk van de verwezenlijking van de meerwaarde en tot het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de herbeleggingstermijn is verstreken, een opgave voegen waarvan het model door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld.

§ 5. Indien niet wordt herbelegd op de wijze en binnen de termijnen gesteld in §§ 2 en 3 wordt de verwezenlijkte meerwaarde aangemerkt als een inkomen van het belastbare tijdperk waarin de herbeleggingstermijn verstreken is. In dat geval is artikel 47 niet van toepassing.