Parlementaire vraag nr. 708 van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne van 15.01.2014

Parlementaire vraag nr. 708 van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne dd. 15.01.2014

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2013-2014, QRVA 53/148 dd. 17.02.2014, blz. 333

Belastingaftrek - Sommen gestort met het oog op de financiering van ondernemingscrèches

VRAAG

1. Vennootschappen, handelaars en beoefenaars van vrije beroepen kunnen sommen gestort met het oog op de financiering van ondernemingscrèches aftrekken als beroepskosten, zowel voor de creatie van een nieuwe opvangplaats als voor het behoud van bestaande opvangplaatsen. De aftrek mag niet meer bedragen dan 7.680 euro per nieuw gecreëerde of behouden opvangplaats. Bevestigt u die informatie?

2. a) Kunt u meedelen wat er precies wordt verstaan onder "ondernemingscrèches" en welke karakteristieken een opvangvoorziening moet hebben om een ondernemingscrèche te zijn?

b) Over welke type opvangvoorziening van het ONE (Office de la Naissance et de l'Enfance) of van Kind en Gezin gaat het?

3. Beschikt u daarnaast, voor de jaren 2011 en 2012, over gegevens met betrekking tot:

a) het bedrag dat door vennootschappen, handelaars en beoefenaars van vrije beroepen op grond van deze bepaling met het oog op de creatie of de instandhouding van opvangplaatsen in ondernemingscrèches van de belastingen werd afgetrokken (per Gemeenschap);

b) het aantal opvangplaatsen waarover het gaat (per Gemeenschap)?

ANTWOORD

1. De sommen die een vennootschap of een natuurlijke persoon die winst of baten verkrijgt, werkelijk heeft betaald ten gunste van een collectieve voorziening voor kinderdagopvang, zijn aftrekbaar als beroepskosten onder de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald in artikel 52bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. De sommen die als beroepskosten in aanmerking kunnen worden genomen, mogen per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 5.250 euro per opvangplaats. Na indexering wordt dit bedrag gebracht op 7.680 euro voor aanslagjaar 2013 en op 7.900 euro voor aanslagjaar 2014.

2. De opvangvoorziening moet: - erkend of gesubsidieerd zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin, het Office de la naissance et de l'enfance of de Regering van de Duitstalige Gemeenschap; - de betreffende sommen gebruiken om werkingskosten en uitgaven voor infrastructuur of voor uitrusting te financieren die nodig zijn voor het creëren van opvangplaatsen voor kinderen van minder dan drie jaar, die voldoen aan de door de betreffende gemeenschap (Franse, Vlaamse of Duitstalige Gemeenschap) gestelde voorwaarden, of voor het behoud van de aldus gecreëerde plaatsen; zij mag de sommen in geen geval gebruiken voor de betaling van de normale tussenkomst van de ouders voor de oppas van hun kinderen. De opvang kan georganiseerd worden buiten de lokalen van de onderneming of in samenwerking met andere ondernemingen, en er kunnen bijkomende plaatsen worden voorzien in bestaande opvangstructuren (Parl. St. Kamer, Kamer, zitting 2002-2003, Doc. 50 2343/018, blz. 35).

3. De administratie beschikt niet over deze gegevens.