Artikel 541, WIB 92

Art. 541, § 2, 2/1, 3 en 4, treedt in werking op 29.12.2017 (art. 18 en 20, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014381)

§ 1. Een vennootschap kan, voor een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar verbonden met aanslagjaar 2013, eveneens een liquidatiereserve aanleggen op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief, voor zover de volgende voorwaarden worden nageleefd:

1° de vennootschap wordt op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschap aangemerkt voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2013;

2° de vennootschap betaalt ten laatste op 30 november 2015 een bijzondere aanslag van 10 %, die voor de toepassing van dit Wetboek wordt gelijkgesteld met de in artikel 219quater bedoelde afzonderlijke aanslag, waarvan zowel de grondslag als de toepassings- en betalingsmodaliteiten worden bepaald in de §§ 3 en 4;

3° de liquidatiereserve wordt ten laatste op de datum van afsluiten van het boekjaar waarin de in 2° bedoelde bijzondere aanslag is betaald, geboekt op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief;

4° het bedrag van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve overtreft het bedrag van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het belastbaar tijdperk verbonden met het aanslagjaar 2013 niet;

5° het bedrag van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve is beperkt tot het in 4° bedoelde bedrag dat nog steeds in de reserves is geboekt bij het begin van het boekjaar waarin de in 2° bedoelde bijzondere aanslag is betaald;

6° de aanleg van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve gebeurt met inachtneming van de wettelijke en eventuele statutaire verplichtingen;

7° de vennootschap dient ten laatste op de datum van de betaling van de in 2° bedoelde bijzondere aanslag, bij de bevoegde dienst van de administratie die belast is met de inning en invordering, een bijzondere aangifte in waarbij ze de administratie in kennis stelt van haar benaming en haar fiscaal identificatienummer evenals van de belastbare grondslag, het tarief, het bedrag van de hiervoor vermelde bijzondere aanslag en de bevestiging van het feit dat de vennootschap aan alle voorwaarden van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen voldeed voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2013;

8° de vennootschap voegt een kopie van de in 7° bedoelde bijzondere aangifte bij de aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de bijzondere aanslag werd betaald;

9° de jaarrekeningen met betrekking tot het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2013 zijn ofwel neergelegd op datum van 31 maart 2015, ofwel, wat de in artikel 97 van het Wetboek van de vennootschappen bedoelde vennootschappen betreft, goedgekeurd door de algemene vergadering overeenkomstig artikel 92 van dat Wetboek en samen met de aangifte in de vennootschapsbelasting ingediend voor het betrokken aanslagjaar.

§ 2. Een vennootschap kan voor een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar verbonden met aanslagjaar 2014 eveneens een liquidatiereserve aanleggen op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief, voor zover de volgende voorwaarden worden nageleefd:

1° de vennootschap wordt op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschap aangemerkt voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2014;

2° de vennootschap betaalt ten laatste op 30 november 2016 een bijzondere aanslag van 10 %, die voor de toepassing van dit Wetboek wordt gelijkgesteld met de in artikel 219quater bedoelde afzonderlijke aanslag, waarvan zowel de grondslag als de toepassings- en betalingsmodaliteiten worden bepaald in de §§ 3 en 4;

3° de liquidatiereserve wordt ten laatste op het einde van het boekjaar waarin de in 2° bedoelde bijzondere aanslag is betaald, geboekt op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief;

4° het bedrag van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve overtreft het bedrag van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het belastbaar tijdperk verbonden met het aanslagjaar 2014 niet;

5° het bedrag van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve is beperkt tot de in 4° bedoelde bedragen die nog steeds in de reserves zijn geboekt bij het begin van het boekjaar waarin de in 2° bedoelde bijzondere aanslag werd betaald;

6° de aanleg van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve gebeurt met inachtneming van de wettelijke en eventuele statutaire verplichtingen;

7° de vennootschap dient ten laatste op de datum van de betaling van de in 2° bedoelde bijzondere aanslag, bij de bevoegde dienst van de administratie die belast is met de inning en invordering, een bijzondere aangifte in waarbij ze de administratie in kennis stelt van haar benaming en haar fiscaal identificatienummer evenals van de belastbare grondslag, het tarief, het bedrag van de hiervoor vermelde bijzondere aanslag en de bevestiging van het feit dat de vennootschap aan alle voorwaarden van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen voldeed voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2014;

8° de vennootschap voegt een kopie van de in 7° bedoelde bijzondere aangifte bij de aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de bijzondere aanslag werd betaald;

9° de jaarrekeningen met betrekking tot het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2014 zijn ofwel neergelegd op datum van 31 maart 2015 of, wat de vennootschappen betreft die hun boekhouding afsluiten op een datum die valt van 1 september 2014 tot en met 30 december 2014, ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, ofwel, wat in artikel 97 van het Wetboek van de vennootschappen bedoelde vennootschappen betreft, goedgekeurd door de algemene vergadering overeenkomstig artikel 92 van dat Wetboek en samen met de aangifte in de vennootschapsbelasting ingediend voor het betrokken aanslagjaar.

§ 2/1. Een vennootschap die niet per kalenderjaar boekhoudt, en waarvan de belaste reserves van het aanslagjaar 2012, gelet op de datum van de algemene vergadering, zoals voorzien in het Wetboek van vennootschappen niet in aanmerking kwamen voor de toepassing van artikel 537, kan voor een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar verbonden met aanslagjaar 2012, eveneens een liquidatiereserve aanleggen op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief, voor zover de volgende voorwaarden worden nageleefd:

1° de vennootschap wordt op grond van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschap aangemerkt voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2012;

2° de vennootschap betaalt ten laatste op 31 maart 2018 een bijzondere aanslag van 10 %, die voor de toepassing van dit Wetboek wordt gelijkgesteld met de in artikel 219quater bedoelde afzonderlijke aanslag, waarvan zowel de grondslag als de toepassings- en betalingsmodaliteiten worden bepaald in de §§ 3 en 4;

3° de liquidatiereserve wordt ten laatste op het einde van het boekjaar waarin de in 2° bedoelde bijzondere aanslag is betaald, geboekt op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief;

4° het bedrag van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve overtreft het bedrag van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het belastbaar tijdperk verbonden met het aanslagjaar 2012 niet;

5° het bedrag van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve is beperkt tot de in 4° bedoelde bedragen die nog steeds in de reserves zijn geboekt bij het begin van het boekjaar waarin de in 2° bedoelde bijzondere aanslag werd betaald;

6° de aanleg van de in deze paragraaf bedoelde liquidatiereserve gebeurt met inachtneming van de wettelijke en eventuele statutaire verplichtingen;

7° de vennootschap dient ten laatste op de datum van de betaling van de in 2° bedoelde bijzondere aanslag, bij de bevoegde dienst van de administratie die belast is met de inning en invordering, een bijzondere aangifte in waarbij ze de administratie in kennis stelt van haar benaming en haar fiscaal identificatienummer evenals van de belastbare grondslag, het tarief, het bedrag van de hiervoor vermelde bijzondere aanslag en de bevestiging van het feit dat de vennootschap aan alle voorwaarden van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen voldeed voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2012;

8° de vennootschap voegt een kopie van de in 7° bedoelde bijzondere aangifte bij de aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de bijzondere aanslag werd betaald;

9° de jaarrekeningen met betrekking tot het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2012 zijn ofwel neergelegd op datum van 31 maart 2013 of, wat de vennootschappen betreft die hun boekhouding afsluiten op een datum die valt van 1 september 2012 tot en met 30 december 2012, ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, ofwel, wat in artikel 97 van het Wetboek van de vennootschappen bedoelde vennootschappen betreft, goedgekeurd door de algemene vergadering overeenkomstig artikel 92 van dat Wetboek en samen met de aangifte in de vennootschapsbelasting ingediend voor het betrokken aanslagjaar;

10° artikel 537 was niet van toepassing op de vennootschap wat het aanslagjaar 2012 betreft gelet op de datum van de algemene vergadering zoals voorzien in het Wetboek van vennootschapen.

§ 3. De grondslag van de in § 1, 2°, bedoelde bijzondere aanslag wordt gevormd door het gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2013 en dat geboekt is op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief binnen de grenzen en volgens de voorwaarden vermeld in § 1.

De grondslag van de in § 2, 2°, bedoelde bijzondere aanslag wordt gevormd door het gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2014 en dat geboekt is op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief binnen de grenzen en volgens de voorwaarden vermeld in § 2.

De grondslag van de in § 2/1, 2°, bedoelde bijzondere aanslag wordt gevormd door het gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar 2012 en dat geboekt is op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief binnen de grenzen en volgens de voorwaarden bedoeld in § 2/1.

Deze bijzondere aanslagen staan los van en komen, in voorkomend geval, bovenop andere aanslagen die overeenkomstig andere bepalingen van dit Wetboek of, in voorkomend geval, in het kader van de uitvoering van bijzondere wetsbepalingen verschuldigd zijn.

Voor de toepassing van dit Wetboek, worden de in § 1, 2°, en § 2, 2°, en § 2/1, 2°, bedoelde bijzondere aanslagen niet aangemerkt als aftrekbare kosten in de zin van artikel 198, § 1, 1°.

§ 4. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van de in § 1, 7°, in § 2, 7°, en in § 2/1, 7°, bedoelde bijzondere aangifte.

De in § 1, 2°, § 2, 2°, en § 2/1, 2°, bedoelde aanslagen zijn betaalbaar uiterlijk op respectievelijk 30 november 2015, 30 november 2016 en 31 maart 2018 op rekening van de bevoegde dienst van de administratie die belast is met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen.

De belastingschuldige moet op het betaalformulier zijn fiscaal identificatienummer, de vermelding 'Art. 541, WIB 92' en het aanslagjaar vermelden waarop de bijzondere aanslag betrekking heeft.

De bij toepassing van dit artikel betaalde bijzondere aanslagen zijn definitief verworven door de Staat. Ze worden niet verrekend met de vennootschapsbelasting. De eventuele overschotten zijn niet terugbetaalbaar.

§ 5. De bepalingen van artikel 184quater, derde tot vijfde lid, zijn van toepassing op de op basis van dit artikel aangelegde liquidatiereserves.