Parlementaire vraag nr. 1388 van de heer Christian Leysen van 09.03.2023
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2022-2023, QRVA 55/110 d.d. 28.04.2023, blz. 128
Ficheverplichting - Circulaire 2022/C/62
VRAAG (van de heer Leysen)
De artikelen 27 en 96, 3e lid van de wet van 27 juni 2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (Belgisch Staatsblad, 30 juni 2021, Ed. 3) heeft in artikel 57 WIB92 een verruimde ficheverplichting ingevoerd voor de vanaf 1 januari 2022 gedane terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever. Voortaan moeten variabele vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave. De administratie heeft intussen een circulaire gepubliceerd (circulaire 2022/C/62 van 29 juni 2022). Evenwel zijn er nog heel wat onduidelijkheden over de contouren van interpretatie van deze ficheverplichting. Ik schets dit aan de hand van vier concrete voorbeelden.
1. Voorbeeld 1: een werknemer/bedrijfsleider koopt in 2018 bureaumateriaal. De factuur staat op zijn privénaam. In 2022 verkoopt hij dit materiaal aan zijn werkgever/vennootschap. Laatstgenoemde betaalt hiervoor een marktconforme prijs.
a) Vormt deze vergoeding een kost eigen aan de werkgever die gerapporteerd moet worden op een fiche 281.10/281.20?
b) Maakt het een verschil uit dat de initiële aankoop van de meubels plaatsvond in 2018 en de verkoop aan de werkgever/vennootschap in 2022?
c) Moet de kost voor aankoop van de meubels (gemaakt door de werknemer/bedrijfsleider) en de vergoeding ervoor (door de werkgever/vennootschap) betrekking hebben op hetzelfde belastbaar tijdperk?
d) Maakt het een verschil uit indien de werknemer/bedrijfsleider de aankoop van de meubels opgenomen heeft in zijn aangifte personenbelasting als aftrekbare beroepskosten?
2. Voorbeeld 2: een werknemer/bedrijfsleider is privéeigenaar van een gebouw dat hij gekocht heeft in 2018. In 2022 verkoopt hij dit gebouw aan zijn werkgever/vennootschap. Laatstgenoemde betaalt hiervoor een marktconforme prijs.
a) Vormt deze vergoeding een kost eigen aan de werkgever die gerapporteerd moet worden op een fiche 281.10/281.20?
b) Maakt het een verschil uit dat de initiële aankoop van het gebouw plaatsvond in 2018 en de verkoop aan de werkgever/vennootschap in 2022?
c) Moet de kost voor aankoop van het gebouw (gemaakt door de werknemer/bedrijfsleider) en de vergoeding ervoor (door de werkgever/vennootschap) betrekking hebben op hetzelfde belastbaar tijdperk?
d) Maakt het een verschil uit indien de werknemer/bedrijfsleider een deel of het geheel van het gebouw bestemd had voor beroepsmatig gebruik en zodoende de kosten daarvoor in aanmerking had genomen als beroepskosten in zijn aangifte personenbelasting?
3. Voorbeeld 3: een werknemer/bedrijfsleider plaatst zonnepanelen op het dak van zijn privéwoning waar hij eigenaar van is. Een deel van deze zonnepanelen worden beroepsmatig gebruikt. Hiervoor wordt jaarlijks een marktconforme vergoeding aangerekend.
Vormt de betaling van deze vergoeding een kost eigen aan de werkgever die gerapporteerd moet worden op een fiche 281.10/281.20?
4. Voorbeeld 4: binnen een groep van vennootschappen, maakt een werknemer een kost eigen aan de werkgever (groepsvennootschap A). De factuur staat niet op naam van de werkgever. De terugbetaling hiervan gebeurt door de interne groepsbank (groepsvennootschap B). Een verrekening tussen de groepsvennootschappen gebeurt nadien.
Wie dient er de fiche 281.10 in te dienen?
ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)
Uit de vragen blijkt dat er onduidelijkheid bestaat over de notie 'terugbetalingen van eigen kosten van de werkgever'. Daarom worden eerst de algemene principes in herinnering gebracht.
De rapporteringsverplichting geldt voor de vergoedingen die een werkgever aan een werknemer toekent als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever.
Voor de kwalificatie als een terugbetaling van eigen kosten van de werkgever moet het dubbele bewijs worden geleverd dat de vergoeding:
- bestemd is tot het dekken van kosten die eigen zijn aan de werkgever;
- en ook daadwerkelijk aan dergelijke kosten is besteed.
Het voorgaande geldt mutatis mutandis voor bedrijfsleiders.
1 en 2. In de voorbeelden 1 en 2 gaat het niet om een vergoeding tot terugbetaling van eigen kosten van de werkgever/vennootschap, maar om de verkoop van activa waarvan de werknemer/bedrijfsleider oorspronkelijk eigenaar was.
3. Wanneer een deel van de zonnepanelen, waarvan de werknemer/bedrijfsleider eigenaar is, beroepsmatig wordt gebruikt, dan kan een marktconforme vergoeding van zijn werkgever/vennootschap voor het beroepsmatig gebruik van die zonnepanelen (het betreft hier dus geen vergoeding voor de groene stroom opgewekt door die zonnepanelen) kwalificeren als een niet-belastbare terugbetaling van eigen kosten van de werkgever/vennootschap wanneer het dubbel bewijs is geleverd zoals hierboven vermeld.
In voorkomend geval moet het bedrag van die vergoeding als eigen kosten van de werkgever/vennootschap worden vermeld op een fiche 281.10/281.20.
Wanneer de werknemer/bedrijfsleider de werkelijke kosten met betrekking tot het beroepsmatig gedeelte van zijn zonnepanelen als beroepskost (afschrijvingen) fiscaal in mindering wil brengen, dan moet dit bedrag eerst nog worden verminderd met het bedrag van de vergoeding die hij van zijn werkgever/vennootschap ontvangt als terugbetaling van eigen kosten van de werkgever/vennootschap voor het beroepsmatig gebruik van zijn zonnepanelen.
4. De vraag is mij niet volledig duidelijk. Ik ga er van uit dat u de situatie beoogt waarbij vennootschap A de vergoeding tot terugbetaling van eigen kosten van de werkgever als beroepskost in aanmerking neemt en waarbij vennootschap A aan vennootschap B de opdracht geeft tot betaling van deze vergoeding. Vennootschap B beperkt zich louter tot de uitbetaling van deze vergoeding (zonder deze als beroepskost in aanmerking te nemen).
In dat geval zal vennootschap A de vergoeding tot terugbetaling van eigen kosten van de werkgever moeten vermelden op een fiche 281.10.