Commentaar van art. 325, WIB 92

Art. 325, WIB 92

I. WETTEKST

325/0

II. ALGEMEEN

325/1-2

III. DE TE VOLGEN PROCEDURE

325/3-11

IV. TEGENBEWIJS

325/12

V. GEVOLGEN VAN NIET-NALEVING VAN DE VOORGESCHREVEN PROCEDURE

325/13-14

VI. SANCTIE BIJ INBREUKEN

325/15

I. WETTEKST

Nummer 325/0

Art. 325. - De belastingplichtige wordt bij ter post aangetekende brief opgeroepen om het getuigenverhoor bij te wonen.

De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen over alle daden en feiten waarvan zij kennis hebben en waarvan de vaststelling nuttig kan zijn voor de toepassing der belastingwetten op de feiten waarover geschil is.

Alvorens te getuigen leggen zij de bij artikel 934 van het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven eed af.

Het tegenbewijs is rechtens toegelaten.

II. ALGEMEEN

Nummer 325/1

De art. 325 en 326, WIB 92, regelen de procedure die bij het verhoor van de getuigen is te volgen.

Nummer 325/2

Die procedure heeft een exceptioneel karakter en men dient er slechts zijn toevlucht toe te nemen als ze werkelijk vereist is. Normaal worden de inlichtingen aan derden schriftelijk gevraagd. Laatstgenoemden moeten slechts persoonlijk worden gehoord wanneer dat verhoor werkelijk noodzakelijk zou zijn, d.w.z. inzonderheid wanneer de belastingplichtige de oprechtheid of de juistheid betwist van de inlichtingen schriftelijk door derden verstrekt of bij hen ter gelegenheid van het onderzoek van hun aangifte ingewonnen en wanneer een confrontatie tussen de getuige en de belastingplichtige werkelijk belang biedt.

Indien de administratie zich op alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, behalve de eedaflegging, kan beroepen om het bedrag van het belastbare inkomen te bepalen, sluit zulks nochtans niet in dat zij ertoe gehouden is tot het getuigenverhoor over te gaan van alle personen die inlichtingen kunnen verschaffen (Cass., 24.9.1957, Duchateau, Pas. 1958, I, 40).

Verder, beletten noch de bepalingen van art. 322, WIB 92, noch die van art. 325, WIB 92, dat de administratie een verklaring die te haren overstaan werd afgelegd door een derde vergezeld van de belastingplichtige, als een gewone inlichting zou beschouwen (Cass., 17.9.1959, Schwarz, Pas. 1960, I, 62).

III. TE VOLGEN PROCEDURE

Nummer 325/3

Als de Hfd.cr. oordeelt dat een getuige moet worden verhoord, onderwerpt hij het geval aan de Insp. A. Deze laatste gaat de gepastheid van het verhoor na en belast zich, zo nodig, met de toepassing van de hierna omschreven procedure.

Binnen het raam van het onderzoek van een bezwaarschrift (zie art. 374, WIB 92), is het de Insp. van de geschillen die de procedure waarvan sprake is moet toepassen.

Nummer 325/4

De getuige, alsook de belastingplichtige wiens fiscale toestand ter sprake is, worden opgeroepen bij ter post aangetekende brief, die ten minste acht dagen vóór de tot verhoor van de getuige vastgestelde datum moet worden verzonden. In voorkomend geval, mag worden bepaald dat het verhoor zal plaatsvinden in het controle- of ontvangkantoor dat het dichtst bij de verblijfplaats van de getuige is gelegen.

De oproepingsbrief van de getuige vermeldt de tweede zin van art. 325, WIB 92, in verband met de draagwijdte van de verplichting getuigenis af te leggen, alsook art. 452, WIB 92, in verband met de strafmaatregelen wegens het niet verschijnen of het weigeren van getuigenis.

De oproepingsbrief van de belastingplichtige maakt gewag van de mogelijkheid die hij heeft zich te laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde of zich te laten bijstaan door een raadsman (zie 325/7).

Nummer 325/5

Naar analogie van de bepalingen van art. 937, Ger.W, moet de getuige worden ondervraagd over zijn graad van bloed- of aanverwantschap met de belastingplichtige, alsmede over de feiten die hem persoonlijk betreffen en op zijn getuigenis invloed kunnen hebben.

De ondervraging moet met name slaan op de volgende feiten :

- het persoonlijk belang van de getuigen bij de oplossing van het geschil;

- zijn hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam of van begiftigde van de belastingplichtige;

- de verklaringen of de geschreven getuigschriften die de getuige betreffende het geding vroeger heeft afgelegd of overhandigd;

- het contract van vennootschap, van huur van goederen of van werk dat de getuige met de belastingplichtige zou gesloten hebben, zijn hoedanigheid van hiërarchische meerdere of mindere van de belastingplichtige;

- het geschil dat een getuige met de belastingplichtige mocht hebben of de veroordeling die tegen hem mocht zijn gewezen op klacht of op verzoek van deze laatste.

In de notulen dient melding te worden gemaakt van die ondervraging en van de antwoorden van de getuige.

Nummer 325/6

Indien de woonplaats van de getuige gelegen is zowel buiten het gebied van de territoriale bevoegdheid van de inspectie, als buiten de plaats of de agglomeratie waar de zetel van de inspectie is gevestigd, verzoekt de Insp.A (of de Insp. van de geschillen volgens het geval) zijn collega van het ambtsgebied waarin die woonplaats van de getuige gelegen is, laatstbedoelde in zijn plaats te willen verhoren. Daartoe zendt de aanvragende Insp. aan zijn collega een verslag waarin de toestand bondig wordt uiteengezet en de aan de getuigen te stellen vragen worden opgesomd.

In dit geval behoort de procedure, van de verzending der oproepingen af tot de verzending aan de belastingplichtige van een afschrift van het proces-verbaal, tot de taak van de Insp. van de woonplaats van de getuige; die ambtenaar zendt, anderdeels, het origineel van het proces-verbaal aan zijn collega.

Nummer 325/7

De belastingplichtige mag zich laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde, voorzien van een uitdrukkelijk daartoe opgesteld mandaat. Indien hij in persoon verschijnt, mag hij zich tevens laten bijstaan door een raadsman naar zijn keuze (Senaat, zitting 1961-1962, doc. 366, blz. 293).

De getuige, daarentegen, moet noodzakelijkerwijze persoonlijk en zonder bijstand verschijnen.

Het verhoor van de getuige wordt afgenomen, zelfs indien noch de behoorlijk opgeroepen belastingplichtige, noch iemand in zijn naam verschijnt.

Worden verschillende getuigen gelijktijdig voor dezelfde zaak opgeroepen, dan worden zij afzonderlijk verhoord en, zo nodig geconfronteerd.

Nummer 325/8

Alvorens te getuigen, legt de getuige de bij art. 934, Ger.W, voorgeschreven eed af, waarvan de formule luidt : "Ik zweer in eer en geweten dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen".

Nummer 325/9

Overeenkomstig art. 325, 2e lid, WIB 92, zijn de getuigen verplicht getuigenis af te leggen over alle daden en feiten waarvan zij kennis hebben en waarvan de vaststelling nuttig kan zijn voor de toepassing van de belastingwetten op de betwiste feiten.

Die formule past inzonderheid voor gevallen waarin de getuige wordt verhoord ter gelegenheid van het onderzoek van een door de belastingplichtige ingediend bezwaarschrift (zie art. 374, WIB 92). Wanneer het verhoor van de getuige plaatsheeft in het stadium van de vestiging van de aanslag, mogen de vragen slaan op al de betwiste feiten waarvan de getuige kennis heeft en waarvan de vaststelling nuttig kan zijn voor de grondslag van de aanslag.

Nummer 325/10

Indien, in verband met een of ander van de hem gestelde vragen, de getuige zich op het beroepsgeheim beroept, wordt hiervan in het proces-verbaal melding gemaakt. Naderhand wordt eventueel de bij art. 334, WIB 92, ingestelde procedure gevolgd.

Nummer 325/11

De belastingplichtige mag erom verzoeken dat aan de getuige de vragen zouden worden gesteld die hijzelf wenst en die op de twistpunten betrekking hebben (Senaat, zitting 1961-1962, doc. 366, blz. 293).

Hij mag eveneens een verklaring afleggen om zijn standpunt nader toe te lichten; indien hij het wenst, wordt die verklaring opgenomen in de notulen waarvan sprake is in art. 326, WIB 92.

IV. TEGENBEWIJS

Nummer 325/12

Het laatste lid van art. 325, WIB 92, bepaalt dat het tegenbewijs rechtens toegestaan is. De belastingplichtige mag dus bewijzen dat de verklaringen van de getuige onjuist zijn. Indien hij van dit recht gebruik maakt, moet de aanslagambtenaar (of de Insp. van de geschillen volgens het geval) het aldus verstrekte tegenbewijs onderzoeken en daartoe al de machten aanwenden waarover hij beschikt.

Mocht blijken dat de verklaringen van de getuige inderdaad onjuist zijn, dan volgt hieruit niet noodzakelijk dat het om een valse getuigenis gaat. Daarvoor zouden de verklaringen immers opzettelijk onjuist moeten zijn en moeten gedaan zijn met het oogmerk te schaden (zie commentaar op art. 451, WIB 92).

V. GEVOLGEN VAN NIET-NALEVING VAN DE VOORGESCHREVEN PROCEDURE

Nummer 325/13

De regels die uitdrukkelijk zijn voorgeschreven in de art. 325 en 326, WIB 92, evenals de bijkomende waarborgen die tijdens de voorbereidende besprekingen werden erkend en hierboven worden herinnerd, hebben een dwingend karakter, zodat hun niet-naleving de nietigheid van de getuigenis tot gevolg kan hebben.

Wanneer dus een belastingplichtige niet bij ter post aangetekende brief is opgeroepen om het getuigenverhoor bij te wonen, neemt de administratie de bepalingen van art. 325, WIB 92, niet in acht. Daar echter in geen enkele sanctie is voorzien ingeval die formaliteit niet zou worden nageleefd, dienen, bij de besprekingen, de getuigenissen te worden geweerd die werden bekomen onder schending van de in voormeld art. 325, WIB 92, voorgeschreven procedure (Brussel, 14.11.1952, Algoet, en Luik, 17.12.1952, Lacroix).

Wanneer de Insp. een eerste maal de getuigen heeft gehoord zonder oproeping van de belastingplichtige en een tweede maal in zijn bijzijn en de getuigen dezelfde verklaringen als tijdens het eerste verhoor hebben afgelegd, wordt het verdedigingsrecht van de belastingplichtige geëerbiedigd en bestaat er geen aanleiding toe de stukken van het eerste getuigenverhoor uit de debatten te weren (Brussel, 12.2.1959, Wouters).

Nummer 325/14

De andere maatregelen die door de administratie in het kader van deze commentaar werden getroffen om de praktische uitvoering van de door de wet bepaalde procedure te verzekeren (bevoegdheid van de ambtenaren belast met het verhoor, vermeldingen in de notulen, enz.), zijn loutere administratieve bepalingen waarvan de eventuele niet-naleving door de belastingplichtige niet kan worden aangevoerd tot staving van een aanvraag tot nietigheid van de ingewonnen getuigenis.

VI. SANCTIE BIJ INBREUKEN

Nummer 325/15

De niet-verschijning of de weigering om te getuigen vormen inbreuken die kunnen worden bestraft met administratieve boeten, bij toepassing van art. 445, WIB 92, en met strafrechtelijke sancties, voorzien bij art. 452, WIB 92, wanneer ze werden begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.

De valse getuigenis, de valse verklaring van een tolk of een deskundige, alsook de verleiding van getuigen, deskundigen of tolken vormen inbreuken waarop de strafrechtelijke sancties, voorzien bij art. 451, WIB 92, van toepassing zijn.