Parlementaire vraag nr. 352 van mevrouw Tyberghien-Vandenbussche van 19.04.1993

Bull. nr. 731, pag. 2843

Activa - uitoefening beroepswerkzaamheid.

Volgens de wet van 28 december 1990 worden geacht voor de beroepswerkzaamheid te zijn gebruikt :

  • Vaste activa verworven of tot stand gebracht in het kader van de beroepswerkzaamheid en geboekt als actief bestanddeel;
  • De vaste activa of een gedeelte daarvan waarvoor uit fiscaal oogpunt afschrijvingen of waardeverminderingen worden of werden aanvaard;
  • De immateriële activa tot stand gebracht tijdens de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en ongeacht of zij als actief bestanddeel zijn geboekt.
Om te bepalen of onroerende goederen beroepsmatig worden aangewend kan geen gebruik meer gemaakt worden van de bepaling "voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid gebruikt" zoals besproken in Com.IB 21/25.

De administratie spreekt in haar circulaire van 7 maart 1991 de bepaling van de beroepsmatig aangewende vaste activa bij belastingplichtigen die geen of een vereenvoudigde boekhouding voeren.

Hoe dient de administratie te handelen, bij zelfstandigen, met een vereenvoudigde boekhouding, in volgende gevallen :

Het onroerend goed wordt tijdens het jaar van aankoop (jaar van oprichting van de handelszaak) verkocht (jaar van stopzetting van de handelszaak). Het jaar van aankoop is hetzelfde als het jaar van verkoop. Tijdens het jaar van verkoop worden geen afschrijvingen aangenomen. Kan er hier een meerwaarde worden berekend gezien het onroerend goed werd verworven in het kader van de beroepswerkzaamheid ?

Op de aankoopsom van het onroerende goed worden geen afschrijvingen toegepast. Een gedeelte van het onroerend goed wordt wel beroepsmatig aangewend (bijvoorbeeld winkel en atelier). Op alle (grote) verbouwingswerken aan het beroepsmatig gedeelte van het onroerende goed worden wel afschrijvingen aangenomen. Mag er een meerwaarde berekend worden en indien ja, dient de meerwaarde dan berekend te worden op de totaliteit nl. aankoopsom en verbouwingswerken ?

Een bedrijfsmatig onroerend goed (handelspand) wordt aangekocht en niet afgeschreven, maar wel gebruikt in het kader van de beroepswerkzaamheid :
  • Het onroerend goed wordt steeds aangewend voor de eigen zelfstandige activiteiten wordt daarna verkocht aan een vennootschap.
  • het onroerend goed wordt na enkele jaren gebruikt voor de eigen zelfstandige activiteit verhuurd aan een vennootschap en later verkocht aan dezelfde vennootschap.
Kan er in deze gevallen een meerwaarde worden berekend ?

ANTWOORD : Gevallen 1 en 3

De tekst van artikel 41 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (als artikel 32quinquies in het Wetboek van de inkomstenbelastingen ingevoegd door artikel 258 van de wet van 22 december 1989 en gewijzigd door artikel 1 van de wet van 28 december 1990) leidt tot het besluit dat de meerwaarde die bij de verkoop van de bedoelde goederen wordt behaald, niet belastbaar is.

Geval 2
De verbouwingswerken aan het onroerend goed worden, door hun aard zelf, onafscheidbaar opgenomen in het goed zelf, zodat de afschrijvingen ervan voor de toepassing van bovenbedoeld artikel 41 moeten worden gelijkgesteld met afschrijvingen van het gebouw zelf.

Bij de verkoop van het onroerend goed is de meerwaarde derhalve belastbaar in de mate dat zij betrekking heeft op het voor het uitoefenen van het beroep gebruikte gedeelte van dat goed.

Voor de berekening van die meerwaarde moet zowel rekening worden gehouden met de aanschaffingswaarde van het goed (grond en gebouw) als met de kostprijs van de verbouwingswerken.

Daarbij is het niet mogelijk een onderscheid te maken tussen de verkoopwaarde van de grond en die van het gebouw, daar voor de toepassing van de hier bedoelde meerwaardenregeling ieder kadastraal perceel waarop een gebouw staat volledig als een gebouwd onroerend goed wordt aangemerkt (zie nr. 34/19 van de Administratieve Commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen).