Parlementaire vraag nr. 86 van de heer Van Biesen van 28.04.2008
Parlementaire vraag nr. 86 van de heer Van Biesen dd. 28.04.2008
Personenbelasting
Beroepsinkomen
Belastbaar inkomen
Aandelenoptie
VRAAG
De wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen bepaalt dat opties belastbaar zijn op het moment van toekenning. Het moment van toekenning valt op de 60ste dag volgend op het aanbod van de opties. Verder bepaalde de wet aanvankelijk dat een werknemer automatisch geacht werd het aanbod te aanvaarden, tenzij hij het aanbod vóór de 60ste dag schriftelijk weigerde. Deze regel werd met ingang van 2003 bij programmawet (I) van 24 december 2002 omgekeerd. Voortaan bepaalt de wet dat de werknemer automatisch geacht wordt het aanbod te weigeren, tenzij hij dit aanbod vóór de 60ste dag schriftelijk aanvaardt. Zoniet wordt hij vanuit fiscaal oogpunt geacht de aandelenopties te weigeren. De aandelenopties kunnen dan niet worden belast volgens de principes van de wet van 26 maart 1999. Maar in vele gevallen bepaalt het optieplan dat men bijvoorbeeld 90 dagen de tijd heeft om de opties schriftelijk te aanvaarden, of zelfs dat men helemaal niet uitdrukkelijk moet aanvaarden. Indien de werknemer de opties dan niet binnen de 60 dagen aanvaardt, wordt hij fiscaal geacht ze te weigeren. Toch betekent deze "fiscale weigering" niet ipso facto dat de werknemer dan geen aandelenopties heeft gekregen. De vraag rijst hoe de opties, die pas na de termijn van 60 dagen worden aanvaard, worden belast. Hierover zijn uiteenlopende standpunten terug te vinden: ofwel vallen de opties onder de gemeenschappelijke fiscale regeling, ofwel is er een herkwalificatie in een aandelenplan waarbij het prijsvoordeel dat de werknemer heeft bij aankoop van de aandelen, belast wordt als een voordeel van alle aard. Dit laatste standpunt wordt door de minister gevolgd (vraag nr. 228 van 20 januari 2004 van volksvertegenwoordiger F. Bellot, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2003-2004, nr. 27 van 5 april 2004, blz. 4179).
1.Kan men opties, die vermoed worden geweigerd te zijn of die pas schriftelijk aanvaard worden na 60 dagen, belasten op de verkoopprijs bij uitoefening wanneer er fiscaal eigenlijk geen sprake is van opties?
2. Als men opties (welke pas worden aanvaard na 60 dagen of vermoed geweigerd geweest te zijn in de periode van 60 dagen) effectief gelijk stelt met een aandelenplan, betekent dit dan dat de werkgever de "korting" die men krijgt bij "de aankoop van de aandelen" op de loonfiche moet zetten en bedrijfsvoorheffing en sociale bijdragen moet inhouden?
ANTWOORD
Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen van 17 maart 2008, op de vraag nr. 86 van de heer Luk Van Biesen van 28 april 2008 (N.) :
Gelet op de wijzigingen die artikel 404 van de Programmawet (I) van 24 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, 1e ed.) aanbracht in de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) is het zo dat, wanneer een aanbod van aandelenopties niet ten laatste op de zestigste dag die volgt op de datum van dat aanbod schriftelijk wordt aanvaard, dit aanbod wordt geacht te zijn geweigerd door de begunstigde.
Aangezien deze fictie enkel op het fiscale vlak geldt, doet zij uiteraard geen afbreuk aan de omstandigheid dat aandelenopties daadwerkelijk kunnen zijn toegekend, na een stilzwijgende of mondelinge aanvaarding of na een schriftelijke aanvaarding die plaatsvindt na de zestigste dag die volgt op de datum van het aanbod.
In dergelijke gevallen kunnen die aandelenopties echter niet als zodanig aan belastingheffing worden onderworpen. Alle verrichtingen die nadien met betrekking tot die aandelenopties plaatsvinden, moeten dus voor belastingdoeleinden in aanmerking worden genomen buiten het kader van die opties.
Zo zal een eventuele latere lichting van de aandelenopties in de regel als een overdracht van aandelen aan een verminderde prijs worden aangemerkt. In principe ontstaat hierdoor bij de werknemer in het jaar van de verkrijging van die aandelen een belastbaar voordeel dat als een bezoldiging in de zin van artikel 31, tweede lid, 2o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB92) moet worden aangemerkt.
De waarde van dat voordeel is dan gelijk aan :
- het verschil tussen de intrinsieke waarde van de verkregen aandelen en de werkelijk door de verkrijger betaalde prijs, indien de aandelen noch op een Belgische, noch op een buitenlandse beurs zijn genoteerd;
- het verschil tussen de beurswaarde van de verkregen aandelen en de werkelijk door de verkrijger betaalde prijs, indien de aandelen op een Belgische of op een buitenlandse beurs zijn genoteerd.
Dit voordeel moet overeenkomstig de gebruikelijke regels door individuele fiches en samenvattende opgaven worden verantwoord en aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen.
De vraag met betrekking tot de verschuldigdheid van sociale bijdragen behoort evenwel tot de bevoegdheid van mijn collega, de minister van Sociale Zaken. (Vraag nr. 342 van 19 september 2008).