Parlementaire vraag nr. 1134 van de heer Christian Leysen van 02.08.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/092 d.d. 28.09.2022, blz. 128

Wederopbouwreserve voor vennootschappen. - Wijziging boekjaar

VRAAG (van de heer Leysen)

Deze vraag betreft de toepassing van de regelgeving, opgenomen in de wet van 19 november 2020 houdende de invoering van een wederopbouwreserve voor vennootschappen. Dankzij de invoering van de "wederopbouwreserve" is het voor vennootschappen mogelijk om het bedrag van het boekhoudkundig bedrijfsverlies, geleden in boekjaar 2020, tijdelijk belastingvrij te herstellen gedurende de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024. Het voordeel van deze maatregel wordt luidens het nieuw ingevoerde artikel 194quater/1, § 5, 4° wetboek inkomstenbelastingen (WIB) beperkt indien het bedrag opgenomen onder de post "620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen" daalt onder een drempel van 85 % van het bedrag dat voor deze zelfde post is vastgesteld op de afsluitdatum van het boekjaar dat is geëindigd in 2019. Indien een vennootschap in de loop van 2019 haar boekjaar heeft gewijzigd, waardoor er géén boekjaar is dat eindigt in 2019, kan men dan besluiten dat er geen minimaal bedrag aan bezoldigingen moet gerespecteerd worden bij het bepalen van de omvang van de vrijgestelde wederopbouwreserve?

ANTWOORD (van de Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding)

Het behoud van de werkgelegenheid is één van de nagestreefde doelen van het fiscale stelsel van de wederopbouwreserve. Dat heb ik reeds aangehaald in mijn antwoord op de samengevoegde vraag 55015587C en de interpellatie 55000114I van de heren volksvertegenwoordiger Donné en Vermeersch (Integraal Verslag, Kamer, zitting 2020-2021, CRIV 55 COM 433, blz. 30 e.v.) en dat blijkt ook duidelijk uit de parlementaire stukken bij de wet van 19.11.2020 houdende de invoering van een wederopbouwreserve voor vennootschappen (Kamer, zitting 2019-2020, DOC 55 1412/003, blz. 3 tot 5). Voor vennootschappen waarvan het boekjaar niet eindigt in 2019, ingevolge een verlenging van het boekjaar, zou een bepaalde lezing ertoe kunnen leiden dat deze vennootschappen niet kunnen voldoen aan de tewerkstellingsvoorwaarde en bijgevolg uitgesloten zouden zijn van de toepassing van dat fiscale stelsel. Er kan evenwel worden aanvaard dat de in uw vraag bedoelde vennootschap een wederopbouwreserve kan aanleggen waarbij de tewerkstellingsvoorwaarde wordt getoetst aan de hand van het bedrag dat is opgenomen onder de post "620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen" op de datum waarop de vennootschap haar boekjaar zou hebben beëindigd in 2019 indien ze haar afsluitdatum niet zou hebben gewijzigd.