Commentaar van art. 505, WIB 92

TITEL X - OVERGANGSBEPALINGEN

Art. 505, WIB 92

I. WETTEKST

505/0

II. ALGEMEEN

505/1-6

I. WETTEKST

Nummer 505/0

Art. 505. - § 1. De belastbare meerwaarden waaromtrent de belastingplichtige het bewijs verstrekt dat zij teweeggebracht werden door de uit de muntwet van 30 maart 1935 voortvloeiende devaluatie, worden vrijgesteld binnen onderstaande grenzen en onder de volgende voorwaarden :

1° vrijgesteld worden slechts de meerwaarden verbonden aan voorraden en stocks van alle aard en aan activa als bedoeld in artikel 27, § 1, tweede lid, van de wetten betreffende de inkomstenbelastingen, gecoördineerd op 15 januari 1948 (*), zoals dit bestond voor het werd opgeheven bij de wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen, na aftrek van de vermeerdering van passief die voortvloeit uit de verhoging in frank van in buitenlandse munten luidende schulden;

[(*) Die wetsbepaling luidt als volgt :

"Worden ambtshalve als verwezenlijkt beschouwd en als zodanig bij winsten gevoegd, de meerwaarden zelfs niet uitgedrukt, op de edel- gesteenten en -metalen, met uitzondering van voorraden die met het oog op industriële verwerking voorhanden worden gehouden, de buitenlandse munten en deviezen, onder welke vorm ook, met inbegrip van checks, handelseffecten, vervallen coupons, deposito's in banken of bij andere instellingen, alsmede de schuldvorderingen luidend in vreemde munten van welke vorm en aard ook, met uitzondering van de obligatiën en andere effecten van leningen.]

2° de vrijstelling, die in geen geval hoger mag gaan dan het in vorig 1° bepaalde verschil, wordt toegestaan naar rato van 20 % van het gemiddelde bedrag der sommen waarvoor de activa die overeenstemmen met die welke een waardevermeerdering hebben ondergaan, werden gerekend in de balansen of inventarissen opgemaakt voor de laatste twee jaren of boekjaren waarvan de afsluiting onmiddellijk de 30e maart 1935 voorafgaat, zoals deze bescheiden door de administratie der directe belastingen werden aangenomen; het vrijstellingspercentage wordt echter op 30 % gebracht voor activa als bedoeld in hetzelfde artikel 27, § 1, tweede lid, en voor de voorraden aan edelgesteenten en metalen die, met het oog op industriële verwerking, voorhanden worden gehouden.

§ 2. De beperkende bepalingen van artikel 190 zijn van toepassing op de krachtens § 1 vrijgestelde meerwaarden.

II. ALGEMEEN

Nummer 505/1

Art. 505, WIB 92, wijkt af van het in art. 303, WIB 92, bepaalde principe dat er bij het vaststellen van de belastbare inkomsten slechts rekening wordt gehouden met bedragen in frank, ongeacht eventuele pariteitswijzigingen.

Nummer 505/2

De munt heeft een economische waarde gemeten naar haar koopkracht tegenover de gezamenlijke goederen (Memorie van toelichting bij W 29.4.1935).

Aangezien die koopkracht niet noodzakelijk is verzwakt in de verhouding van de muntdevaluatie, kan de belastingplichtige zich op geen pariteitswijziging beroepen om een overeenstemmende vermindering van de in frank uitgedrukte belastbare inkomsten te rechtvaardigen.

Nummer 505/3

Onverminderd de gewone belastingvrijstellingen voor verwezenlijkte en uitgedrukte meerwaarden, staat art. 505, WIB 92, onder zekere voorwaarden, nog een gedeeltelijke vrijstelling toe voor de meerwaarden op voorraden, stocks, edelgesteenten en -metalen waaromtrent de belastingplichtige het bewijs verstrekt dat zij teweeggebracht werden door de uit de muntwet van 30.3.1935 voortvloeiende devaluatie.

Nummer 505/4

De bijzondere vrijstellingen van 20 of 30 % werden in het stelsel van de cedulaire belastingen slechts behouden op voorwaarde dat de beperkende beschikkingen opgenomen in art. 27, § 2bis, SWIB, werden vervuld.

Nummer 505/5

Daar art. 27, § 2bis, SWIB, waarin de voorwaarden waren vermeld die in het stelsel van de cedulaire belastingen voor de vrijstelling van meerwaarden waren gesteld, werd opgeheven door art. 50, HIB, en voor de natuurlijke personen niet door een

gelijkaardige bepaling werd vervangen, mag de in art. 505, WIB 92, bedoelde vrijstelling worden geacht definitief te zijn verworven voor de toepassing van de PB en de BNI/nat.pers., indien de vroegere vrijstellingsvoorwaarden nog vervuld waren bij het verstrijken van het laatste belastbare tijdperk waarvan de winst aan de PB was onderworpen.

Nummer 505/6

Voor de binnenlandse vennootschappen en de buitenlandse lichamen met winstoogmerk wordt de vrijstelling daarentegen in de Ven.B en de BNI/ven. slechts behouden, indien zij de voorwaarden vervullen die voor de andere meerwaarden in art. 190, WIB 92, zijn gesteld (art. 505, § 2, WIB 92).