Artikel 4, KB/WIB 92

Art. 4 treedt in werking op 01.01.2023 en is van toepassing op de vanaf 01.01.2023 betaalde of toegekende inkomsten (art. 109 en 124, 1ste lid, progW 26.12.2022 - B.S. 30.12.2022; Numac: 2022043127)

Het in artikel 3 vermelde forfait wordt gebracht op:

1° 50 % van de eerste schijf van 10.000 euro en 25 % van de schijf van 10.000 euro tot 20.000 euro indien het auteursrechten betreft;

2° 50 % wanneer het verhuring betreft van:

a) toneeldecors en -kostuums;

b) roerende goederen die gemeubileerde woningen, kamers of appartementen stofferen; ingeval een gezamenlijke huurprijs voor de roerende en onroerende goederen is bedongen, wordt het brutobedrag van de belastbare inkomsten van de roerende goederen geacht 2/5 van die huurprijs te bedragen;

3° 85 % wanneer het gaat om:

a) verhuring van partituren, libretto's en andere gelijkaardige voorwerpen die deel uitmaken van orkestmaterieel voor schouwburgvoorstellingen;

b) concessie van het recht handelsgrammofoonplaten te persen;

c) concessie van het recht om bioscoopfilms en gelijksoortige audiovisuele werken te distribueren of te vertonen en concessie van het recht om radio- en televisieprogramma's uit te zenden of gelijktijdig en onverkort door te geven.

De in het eerste lid, 1°, vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, eerste lid, en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

De in het eerste lid, 1°, vermelde bedragen worden overeenkomstig artikel 129/1 van het Wetboek van de inkomstenbeastingen 1992 verminderd wanneer het belastbare tijdperk om een andere reden dan overlijden niet overeenstemt met een volledig kalenderjaar.