Parlementaire vraag nr. 109 van de heer Van der Maelen van 14.01.2009

Parlementaire vraag nr. 109 van de heer Van der Maelen dd. 14.01.2009

Personenbelasting

Opleidingscheque

Belastingstelsel van de opleidingscheque

Beroepskosten

Aftrekbare beroepskosten


VRAAG

Overeenkomstig het bijgewerkt besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 (Belgisch Staatsblad, 25 augustus 2003) kunnen sommige werknemers uit de private sector met ingang van 1 september 2003 na goedkeuring van hun aanvraag door de VDAB thans "opleidings- en begeleidingscheques" bestellen bij de Afdeling Opleidingscheques van de nv ACCOR TRB te 1160 Brussel.

Per kalenderjaar hebben die werknemers recht op maxium 250 euro aan opleidingscheques, waarvan zij de helft zelf moeten betalen aan die nv ACCOR TRB.

Die opleidings- en begeleidingscheques moeten door de genieters dan ook uitsluitend worden aangewend voor de betaling van de ontvangen facturen of rekeningen met betrekking tot de door hen gevolgde en erkende beroepsopleidingen of tot hun bijscholings- en vervolmakingscursussen.

Daarnaast komt het in de praktijk ook regelmatig voor dat die opgedane theoretische beroepskennis en leerstof eveneens geheel of gedeeltelijk nuttig worden aangewend voor de verdere uitoefening van hun zelfstandig bijberoep die meestal nauw aansluit bij hun voltijdse of deeltijdse beroepsactiviteit als loontrekkende in de private sector.

Uit fiscaal oogpunt rijzen met betrekking tot dergelijke erkende opleidingsacties en betaalmiddelen dan ook de volgende algemene praktijkvragen.

1. a) Kunnen de betrokken belastingplichtigen, die in het weekend en/of 's avonds na 18 uur gedeeltelijk actief zijn als zelfstandige in bijberoep, zelfs als zij naderhand ook werkloos zouden worden, de persoonlijk betaalde bijdrage van maximum 125,00 euro per jaar als een aftrekbare beroepskost in mindering brengen onder de gecodeerde rubrieken nrs. 258 (vak IV) en 606 (vak XVII) of 657 (vak XVIII) van het aangifteformulier inzake personenbelasting?

b) Zo neen, om al welke wettige redenen niet?

2. a) Mag anderzijds ook het bedrag van de facturen of rekeningen van die erkende op- en begeleidingsverstrekkers geheel of gedeeltelijk worden afgetrokken als een beroepskost in de zin van artikel 49 WIB 1992 van de bezoldigingen als loontrekker en/of inzonderheid van de ontvangsten uit hoofde van de behaalde winsten of van de ontvangen baten van een vrij beroep?

b) Zo ja, in welke precieze mate?

c) Zo neen, waarom niet?

3. a) Mogen de verplaatsingskosten gedaan met een personenwagen om zich te begeven naar die erkende opleidings- en begeleidingsverstrekkers daarnaast eveneens als werkelijke beroepsonkosten in rekening worden gebracht?

b) Zo neen, waarom niet?

c) Wordt die regelmatige beroepsverplaatsing al dan niet aangemerkt als vast woon-werkverkeer bij die loontrekker/zelfstandige in bijberoep?

4. Welke fiscale onderrichtingen of instructies met betrekking tot eerdergenoemd betaalinstrument werden er eventueel al uitgevaardigd en wat is het juiste taxatie- en/of vrijstellingsregime van de prijs van deze opleidings- en begeleidingscheques van maximum tweemaal 125 euro in hoofde van de beoogde "werknemers" al dan niet actief als zelfstandige in bijberoep en/of werkloos geworden en dit zowel op het vlak van de personenbelasting als op het vlak van de btw?

ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)

Het geachte Lid gelieve hierna een antwoord op zijn verschillende vragen te vinden.

I. Werknemers

Overeenkomstig artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) kunnen belastingplichtigen de kosten die zij gedurende het belastbaar tijdperk werkelijk hebben betaald of gedragen om hun belastbare beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden als werkelijke beroepskosten aftrekken voor zover zij althans de echtheid en het bedrag van die kosten kunnen verantwoorden.

Of de uitgaven die een belastingplichtige maakt in het kader van vormingsactiviteiten een beroeps- of persoonlijk karakter hebben, hangt af van het verband dat er bestaat tussen die uitgaven en de beroepsactiviteit zoals ze door de betrokkene op het ogenblik van de opleiding wordt uitgeoefend.

Zo moet er een onderscheid worden gemaakt naargelang het gaat om :

- vormingskosten die rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid die de belastingplichtige uitoefent op het tijdstip waarop de cursussen worden gevolgd en die ten gevolge van de evolutie van de techniek en van de methoden eigen aan die beroepswerkzaamheid noodzakelijk zijn : bedoelde kosten mogen als beroepskosten worden afgetrokken;

- andere vormingskosten zoals bijvoorbeeld de opleidingskosten die verband houden met een toekomstige beroepswerkzaamheid : die kosten houden geen verband met de uitgeoefende beroepswerkzaamheid en zijn bijgevolg niet aftrekbaar als beroepskosten. Ze moeten worden gerangschikt onder de uitgaven van persoonlijke aard zoals bedoeld in artikel 53, 1°, WIB 92.

Uit de bewoordingen van artikel 1, 8° van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers (BS 25.8.2003) blijkt dat de notie "opleiding" voor de toepassing van dat besluit moet worden begrepen als "onderricht dat niet uitsluitend of hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werknemer gericht is, maar door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate naar andere ondernemingen of werkgebieden overdraagbaar zijn, zodat de brede inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt rechtstreeks of onrechtstreeks wordt verbeterd".

In die omstandigheden moeten de uitgaven die een belastingplichtige maakt in het kader van de in het vorige lid bedoelde vormingsactiviteiten in de regel als uitgaven van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 53, 1°, WIB 92 worden aangemerkt, daar ze niet kunnen worden geacht rechtstreeks in verband te staan met de huidige beroepswerkzaamheid van de betrokken werknemer. Slechts indien een werknemer aantoont dat de gevolgde opleiding rechtstreeks in verband staat met zijn huidige beroepswerkzaamheid, kunnen deze vormingskosten bij hem als beroepskosten worden afgetrokken.

Wanneer de belastingplichtige het hiervoor bedoelde bewijs levert en gebruik maakt van opleidingscheques als bedoeld in het voornoemde besluit van de Vlaamse Regering om de in het derde lid, eerste streepje hiervoor bedoelde vormingskosten te betalen, mag enkel zijn eigen bijdrage in die opleidingscheques worden aangemerkt als een aftrekbare beroepskost voor het belastbare tijdperk gedurende hetwelk de opleidingscheques daadwerkelijk worden gebruikt om de voornoemde opleiding te betalen. Dat belastbare tijdperk wordt dus voor alle duidelijkheid verbonden aan het jaar waarin de belastingplichtige de cheques daadwerkelijk als betaalmiddel gebruikt en niet aan het jaar waarin hij die cheques aankoopt voor zover beide feiten zich in verschillende jaren zouden voordoen.

De bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap in voornoemde opleidingscheques geeft geen aanleiding tot enige belastingheffing bij de werknemer die de cheques gebruikt om een opleiding te betalen. Zoals hiervoor gesteld komt de bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap nooit in aanmerking als een aftrekbare beroepskost in hoofde van de werknemer aangezien daar voor laatstgenoemde geen enkele daadwerkelijke uitgave tegenover staat.

De verplaatsingen met de wagen van en naar de plaats waar de opleiding wordt gevolgd, kunnen niet worden aangemerkt als verplaatsingen tussen de woonplaats en een vaste plaats van tewerkstelling. Indien die verplaatsingen evenwel gebeuren in het kader van een vorming die rechtstreeks in verband staat met de actuele beroepswerkzaamheid van de belastingplichtige dan zijn zij overeenkomstig de artikelen 49 en 66, § 1, WIB 92 in principe aftrekbaar als beroepskost.

II. Zelfstandigen

Vooreerst dient te worden opgemerkt dat de in het voornoemde besluit van de Vlaamse Regering bedoelde opleidingscheques uitsluitend kunnen worden uitgereikt aan belastingplichtigen die de hoedanigheid van werknemer hebben. Belastingplichtigen die alleen een zelfstandige werkzaamheid uitoefenen hebben geen recht op dergelijke cheques, zodat de aftrekbaarheid als beroepskosten van de voor dergelijke cheques betaalde sommen zich in hunnen hoofde niet stelt.

Wanneer een belastingplichtige met de hoedanigheid van werknemer evenwel een zelfstandig bijberoep uitoefent en opleidingen volgt die met opleidings- of begeleidingscheques kunnen betaald worden, gelden dezelfde principes als die welke zijn uiteengezet in rubriek I. Ingeval dergelijke belastingplichtige de voor de cheques in kwestie betaalde sommen als beroepskosten in mindering wil brengen, zal hij uiteraard moeten aantonen of en in welke mate die opleidingen betrekking hebben op zijn activiteit als werknemer en/of als zelfstandige.

III. BTW

Wat de toepassing van de BTW ten aanzien van opleidings- en begeleidingscheques betreft, wordt verwezen naar het antwoord op de parlementaire vraag nr. 92 van mevrouw Trees Pieters van 10 november 2003 (Bulletin "Vragen en Antwoorden", nr. 28, Kamer, 2003-2004, blz. 4322-4326).