Artikel 230, WIB 92
Art. 230, tweede lid, a, vierde streepje, tweede lid, c, tweede streepje, en derde lid, eerste streepje, is van toepassing vanaf 01.05.2019 (art. 56 en 119, § 1, eerste lid, W 17.03.2019 - B.S. 10.05.2019; Numac: 2019012297)
[Zolang het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling II, van de wet van 23 maart 2019, niet van toepassing is op een vennootschap, vereniging of stichting, moet elke verwijzing naar een bepaling van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen die voorkomt in een bepaling van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, het Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, het Wetboek van Successierechten, het Wetboek diverse rechten en taksen en het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en de bijzondere wetgeving van toepassing op deze belastingen, worden gelezen, voor wat deze vennootschap, vereniging of stichting betreft, als een verwijzing naar de bepaling van het Wetboek van vennootschappen of andere bijzondere wetgeving die in zulke fiscale wetgeving voorkwam voor de inwerkingtreding van deze wet (art. 119, § 2, W 17.03.2019 - B.S. 10.05.2019; Numac: 2019012297)]
[Zolang, overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling II van de wet van 23 maart 2019, een vennootschap, vereniging of stichting, die door het Belgisch recht wordt beheerst, een rechtsvorm heeft die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen niet erkent, worden de bepalingen van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, het Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, het Wetboek van Successierechten, het Wetboek diverse rechten en taksen en het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en de bijzondere wetgeving van toepassing op deze belastingen, die voor de inwerkingtreding van deze wet deze rechtsvorm vermeldden, geacht deze rechtsvorm te blijven vermelden voor wat deze vennootschap, vereniging of stichting betreft, zoals voor de inwerkingtreding van deze wet (art. 119, § 3, W 17.03.2019 - B.S. 10.05.2019; Numac: 2019012297)]
Vrijgesteld zijn:
1° inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, andere dan dividenden, zomede de in artikel 228, § 2, 9°, j, bedoelde diverse inkomsten waarvan de schuldenaar onderworpen is aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting, wanneer die inkomsten worden toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover de schuldenaar in het buitenland beschikt en door de verkrijger niet in België verkregen zijn;
2° de volgende inkomsten onder de voorwaarden als bedoeld in het tweede lid:
a) inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, andere dan dividenden, zomede de in artikel 228, § 2, 9°, j, bedoelde diverse inkomsten waarvan de schuldenaar onderworpen is aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting, wanneer die inkomsten worden toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover de schuldenaar in het buitenland beschikt;
b) de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, andere dan de inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, alsmede de in artikel 228, § 2, 9°, j, bedoelde diverse inkomsten, waarvan de schuldenaar onderworpen is aan de belasting der nietinwoners, die de genoemde inkomsten niet heeft toegerekend op de resultaten van de Belgische inrichting waarover hij beschikt;
c) de inkomsten verkregen in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot buitenlandse financiële instrumenten waarvan de schuldenaar is onderworpen aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting der niet-inwoners, op voorwaarde dat in dat laatste geval de inkomsten zijn toegerekend op de resultaten van de Belgische inrichting waarover hij beschikt;
3° bezoldigingen vermeld in artikel 23, § 1, 4°, in zover zij een door de verkrijger in het buitenland uitgeoefende werkzaamheid bezoldigen en zij worden betaald of toegekend:
a) hetzij door een schuldenaar die aan de personenbelasting of de vennootschapsbelasting is onderworpen en zij op de resultaten van een in het buitenland gelegen inrichting worden toegerekend;
b) hetzij, wanneer de verkrijger rechtstreeks is aangeworven in de Staat waar de beoogde activiteiten worden uitgeoefend, hij geen inwoner is van een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten en dat niet was op het ogenblik van zijn aanwerving en hij op datzelfde ogenblik evenmin een rijksinwoner was, door een van de volgende werkgevers:
- het Rode Kruis van België, in het kader van de hulpverlening in het buitenland;
- Enabel, Belgisch Ontwikkelingsagentschap, in het kader van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden;
- een werkgever bedoeld in artikel 145^33, § 1, eerste lid, 1°, a of b, in het kader van onderzoeksprojecten in het buitenland;
- een werkgever bedoeld in artikel 145^33, § 1, eerste lid, 2°, in het kader van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden;
- een werkgever bedoeld in artikel 145^33, § 1, eerste lid, 3°, in het kader van de hulpverlening aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen in het buitenland;
- een werkgever bedoeld in artikel 228, § 2, 6°, c).
De in b) bedoelde vrijstelling is niet van toepassing wanneer de betreffende bezoldigingen in de Staat waarin de activiteiten worden uitgevoerd, van belasting zijn vrijgesteld krachtens een overeenkomst inzake ontwikkelingssamenwerking.
4° bezoldigingen die in artikel 4, 1°, bedoelde personen verkrijgen in hun hoedanigheid;
4°bis pensioenen als bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c/1, die worden betaald of toegekend door een instelling als bedoeld in de Boeken II en III van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenen, wanneer en in de mate dat:
- de bijdragen of premies voor het pensioen in België geen aanleiding hebben gegeven tot enig fiscaal voordeel in de inkomstenbelasting in hoofde van de schuldenaar van de bijdragen of de premies;
en
- de beroepsactiviteit uit hoofde waarvan het pensioen wordt betaald, geen in België belastbare beroepsinkomsten heeft opgebracht;
5° diverse inkomsten als vermeld in artikel 228, § 2, 9°, a tot i, verkregen door vreemde Staten of door staatkundige onderdelen daarvan, zomede door inrichtingen, instellingen of andere rechtspersonen zonder winstoogmerk naar buitenlands publiek recht.
6° kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, betaald worden aan landbouwers die belastingplichtigen zijn beoogd in artikel 227, 1°, door de bevoegde gewestelijke instellingen in het kader van de steun aan de landbouw met het oog op vestiging en/of immateriële of materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen.
De voorwaarden waaronder de inkomsten bedoeld in het eerste lid, 2°, worden vrijgesteld, zijn de volgende:
a) de verkrijger van de inkomsten moet aan de in b) of c) bedoelde tussenpersoon of aan de schuldenaar van de inkomsten een attest overleggen waarmee hij bevestigt:
- dat hij een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner is,
- dat hij de kapitalen of financiële instrumenten die de inkomsten voortbrengen, niet heeft aangewend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in België;
- dat hij volle eigenaar of vruchtgebruiker is van de kapitalen of financiële instrumenten die de inkomsten voortbrengen;
- en dat hij, voor de gevallen bedoeld in c, tweede streepje, behoort tot dezelfde groep van verbonden of geassocieerde vennootschappen in de zin van respectievelijk de artikelen 1:20 en 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen als de schuldenaar van de inkomsten en de tussenkomende financiële onderneming;
b) de in het eerste lid, 2°, a), bedoelde inkomsten, moeten aan de verkrijger ervan worden betaald door bemiddeling van een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of erkende verrekeningsof vereffeningsinstelling of door de schuldenaar van de inkomsten;
c) de in het eerste lid, 2°, b), bedoelde inkomsten moeten aan de verkrijger ervan worden betaald:
- hetzij door bemiddeling van een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of erkende verrekenings- of vereffeningsinstelling;
- hetzij, wat de interest begrepen in die inkomsten betreft, door bemiddeling van een in België gevestigde financiële onderneming zoals bepaald in het derde lid, wanneer de verkrijger, de schuldenaar en de in België gevestigde financiële onderneming behoren tot een groep van verbonden of geassocieerde vennootschappen in de zin van respectievelijk de artikelen 1:20 en 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Voor de toepassing van het tweede lid, c), tweede streepje, verstaat men onder financiële onderneming, een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap:
- die behoort tot een groep van verbonden of geassocieerde vennootschappen in de zin van respectievelijk de artikelen 1:20 en 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
- die haar activiteiten uitsluitend uitoefent in het voordeel van de vennootschappen van de groep;
- die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard;
- die zich uitsluitend financiert bij binnenlandse vennootschappen of rechtspersonen als bedoeld in de artikelen 220 en 227 van dit Wetboek, met als enig doel eigen verrichtingen of verrichtingen van verbonden of geassocieerde vennootschappen te financieren;
- en die geen aandelen bezit waarvan de aanschaffingswaarde meer bedraagt dan 10 % van de fiscale netto waarde van de financiële onderneming.
In geval van vervreemding van één van de in het eerste lid, 6°, vermelde vaste activa, anders dan bij schadegeval, onteigening, opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis, die gedurende de eerste drie jaren van de investering plaatsvindt, wordt de vrijstelling met betrekking tot dat vast actief niet meer verleend vanaf het belastbaar tijdperk waarin de vervreemding heeft plaatsgevonden en wordt het bedrag van de voorheen vrijgestelde winst geacht een winst te zijn van dit belastbaar tijdperk.