Commentaar van art. 403, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking van 01.01.2010
TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING VAN DE BELASTINGEN
HOOFDSTUK VIII: Invordering van de belasting
Afdeling II: Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de belastingschulden van een aannemer
Art. 403, WIB 92
403/0-2 | |
403/3-5 | |
B. Praktische werkwijze inzake de verplichting tot inhouding E. Weerslag van een correcte toepassing van de verplichting tot inhouding en storting | 403/6-19 403/3-6 403/7-13 403/14 403/15-17 403/18 403/19 |
Art. 403, WIB 92
I. WETTEKST
Nummer 403/0
Art. 403. - § 1. De opdrachtgever die voor de in art. 400, 1° (1), vermelde werken, een deel of het geheel van de prijs betaalt aan een aannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft, is verplicht bij die betaling 15 pct. van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten bij de door de Koning aan te wijzen ambtenaar volgens de door Hem te bepalen modaliteiten.
§ 2. De aannemer die voor de in art. 400, 1° (1), vermelde werken, een deel of het geheel van de prijs betaalt aan een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft, is verplicht bij die betaling 15 pct. van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten bij de door de Koning aan te wijzen ambtenaar volgens de door Hem te bepalen modaliteiten.
(1) Vermits art. 400, 1°, b), WIB 92, nog niet het voorwerp is geweest van een koninklijk uitvoeringsbesluit, beoogt de huidige administratieve commentaar uitsluitend de inhouding en storting voorzien bij betaling van een deel of het geheel van de prijs van de werkzaamheden beoogd in art. 400, 1°, a), WIB 92, aan een aannemer of een onderaannemer die op het ogenblik van die betaling belastingschulden heeft.
§ 3. De in dit artikel bedoelde inhoudingen en stortingen worden in voorkomend geval beperkt tot het bedrag van de schulden van de aannemer of onderaannemer op het ogenblik van de betaling
§ 4. Wanneer de in §§ 1 en 2 bedoelde inhouding en storting correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft, wordt de in artikel 402, §§ 1 en 2 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid niet toegepast.
Wanneer de in §§ 1 en 2 bedoelde inhouding en storting niet correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft, worden bij de toepassing van de in artikel, 402 §§ 1 en 2 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid de eventueel gestorte bedragen in mindering gebracht van het bedrag waarvoor de opdrachtgever of de aannemer aansprakelijk wordt gesteld.
§ 5.Teneinde het bestaan van fiscale schulden in hoofde van de aannemer of de aan- nemer (2) te kunnen vaststellen, stelt de Federale Overheidsdienst Financiën een gegevensbank ter beschikking van het publiek die bewijskracht heeft voor de uitvoering van de artikelen 402 en 403.
(2) lees "onderaannemer"
Wanneer de opdrachtgever of de aannemer met behulp van die gegevensbank vaststelt dat hij de in de §§ 1 en 2 vermelde inhoudingen moet doen, en wanneer het bedrag van de factuur die hem is voorgelegd hoger is dan of gelijk aan 7.143 euro, nodigt hij zijn medecontractant uit om hem een attest over te leggen dat het bedrag van de schuld weergeeft. Het bedoelde attest houdt rekening met de schuld op de dag waarop het is opgesteld. De Koning bepaalt de geldigheidstermijn van dit attest. Indien zijn medecontractant bevestigt dat de schulden hoger zijn dan de te verrichten inhoudingen of wanneer hij het bedoelde attest niet binnen de maand na de aanvraag overlegt, is de opdrachtgever of de aannemer ertoe gehouden 15 pct. van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten.
Nummer 403/1
Wat betreft de huidige tekst van art. 403, WIB 92, wordt verwezen naar:
- art. 7, KB 26.12.1998 houdende maatregelen met het oog op de aanpassing van de hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling voor de sociale en fiscale schulden bij toepassing van artikel 43 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Belgische Staatsblad 31.12.1998, 2de editie);
- art. 142, Programmawet 27.4.2007 (Belgisch Staatsblad 8.5.2007, 3de editie);
- art. 183, Wet 22.12.2008 houdende diverse bepalingen (I) (Belgisch Staatsblad 29.12.2008, 4de editie);
- art. 65, Programmawet (I) 29.3.2012 (Belgisch Staatsblad 6.4.2012, 3de editie).
Nummer 403/2
Art. 403, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 142, Programmawet 27.4.2007, diende in werking te treden op 1.1.2008 (zie art. 146, Programmawet 27.4.2007). Vermits de gegevensbank zoals bedoeld in § 5 van dit artikel op die datum niet operationeel was, werd besloten dat art. 403, WIB 92, ophield uitwerking te hebben uiterlijk tot 1.1.2009 (zie art. 13, Wet 21.12.2007 houdende diverse bepalingen (I) – Belgisch Staatsblad 31.12.2007, 3de editie).
De voormelde gegevensbank is op 1.1.2009 operationeel geworden. Hieruit vloeit voort dat:
- art. 403, WIB 92, op die datum terug uitwerking had;
- de in dit art. voorziene verplichting tot inhouding niet toepasbaar was op de betalingen van werken in onroerende staat uitgevoerd tussen 1.1.2008 en 31.12.2008.
II. ART. 207 EN 208, KB/WIB 92
Nummer 403/3
Art. 207. – Het krachtens artikel 403, van hetzelfde Wetboek ingehouden bedrag moet worden gestort bij de ontvanger die door de leidinggevende ambtenaar van de administratie bevoegd voor de invordering van de inkomstenbelastingen wordt aangewezen.
De betaling van het ingehouden bedrag moet worden verricht op hetzelfde tijdstip als de betaling aan de aannemer en uitsluitend door storting of overschrijving op de postrekening van de aan-gewezen ontvanger.
Op het stortings- of overschrijvingsbewijs moeten achtereenvolgens het ondernemingsnummer, het bedrag en de datum van de factuur waarop de betaling van de inhouding betrekking heeft, en de naam van de in het vorig lid bedoelde aannemer worden vermeld.
Gelijktijdig met de vermelde storting of overschrijving, zendt degene die de storting moet verrichten, aan de ontvanger een afschrift van de facturen waarop de betaling betrekking heeft.
Nummer 403/4
Art. 208. – Het in artikel 403, § 5, tweede lid bedoelde attest is geldig gedurende twintig dagen volgend op de uitreiking ervan door de bevoegde ontvanger.
Nummer 403/5
Er wordt verwezen:
- wat betreft de huidige tekst van art. 207, KB/WIB 92:
• naar art. 20, KB 27.12.2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad 31.12.2007, 4de editie);
• naar het KB 10.6.2009 tot wijziging van art. 207, 3de lid, KB/WIB 92 (Belgisch Staatsblad 18.6.2009);
- wat betreft de huidige tekst van. art. 208, KB/WIB 92, naar art. 21 van het voormelde KB 27.12.2007.
III. INHOUDING EN STORTING
A. PRINCIPE
Nummer 403/6
De opdrachtgever of de aannemer die een deel of het geheel van de prijs van de werkzaamheden beoogd in art. 400, 1°, a), WIB 92, betaalt aan een aannemer of een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling belastingschulden heeft, is verplicht bij die betaling 15 pct van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten op de postrekening (zie 403/14) van de ontvanger van het ontvangkantoor der directe belastingen te Brussel 3 en bijzondere ontvangsten, Kruidtuinlaan 50, bus 3110, 1000 Brussel.
Overeenkomstig art. 403, § 3, WIB 92, zullen de bedoelde inhouding en storting in voorkomend geval beperkt worden tot het bedrag van de schulden van de aannemer of de onderaannemer op het ogenblik van de betaling.
Uit art. 403, WIB 92, volgt dat de datum van betaling van de werken en niet de datum waarop de factuur werd opgemaakt in acht moet worden genomen om te bepalen of er een inhouding en stor-ting moet worden verricht.
B. PRAKTISCHE WERKWIJZE INZAKE DE VERPLICHTING TOT INHOUDING
1. Gegevensbank vermeld in art. 403, § 5, WIB 92
Nummer 403/7
Het nazicht van de verplichting tot inhouding gebeurt door middel van de toepassing via internet (MyMinfin → E Services → Attesten).
Wegens de vertrouwelijkheid van de gegevens:
- geeft de toepassing geen toegang tot de hoegrootheid van de belastingschulden van de aannemer, maar verstrekt zij slechts een antwoord "ja" (verplichting tot inhouding) of "neen" (geen verplichting tot inhouding);
- neemt de toepassing alleen de ondernemingen in aanmerking die voor ten minste één in de wet bedoelde activiteit ingeschreven zijn bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
De toepassing biedt de mogelijkheid een attest in pdf formaat af te leveren met het gegeven antwoord.
2. "Neen" antwoord
Nummer 403/8
Bij een "neen" antwoord moet geen enkele inhouding bij betaling gebeuren bij betaling tot aan de door de toepassing medegedeelde geldigheidsdatum. Gelet op het feit dat de administratie elke laatste vrijdag van de maand, behalve indien deze samenvalt met een wettelijke feestdag of een officiële verlofdag van de Overheidsdiensten (in dit geval wordt de actualisering verschoven naar de eerstvolgende werkdag), een actualisering uitvoert van de "neen" antwoorden is deze datum in principe de laatste donderdag van de maand.
Indien de betaling van de factuur echter na deze geldigheidsdatum geschiedt, moet de toepassing terug worden geraadpleegd op het ogenblik van de effectieve betaling en moet, naargelang het antwoord, al dan niet een inhouding worden verricht.
3. "Ja" antwoord
Nummer 403/9
Een "ja" antwoord betekent dat er een verplichting tot inhouding ontstaat bij de betaling van de factuur op de dag zelf dat de toepassing geraadpleegd werd.
In zulk geval is het aangewezen een onderscheid te maken tussen een factuur die minder bedraagt dan 7.143 euro, en een factuur die meer bedraagt dan of gelijk is aan 7.143 euro.
a) Factuur die minder bedraagt dan 7.143 euro
Nummer 403/10
In de hypothese van een "ja" antwoord, is de verplichting tot inhouding en storting altijd van toepassing bij de betaling van een factuur die minder bedraagt dan 7.143 euro en die op de dag zelf van de raadpleging van de toepassing betaald wordt. Indien de factuur op een later tijdstip betaald wordt, dient de toepassing terug geraadpleegd te worden op de dag van de effectieve betaling, om reden dat de onderneming haar schuld intussen kan hebben aangezuiverd of een afbetalingsakkoord van de administratie kan verkregen hebben.
b) Factuur die meer bedraagt dan of gelijk is aan 7.143 euro
Nummer 403/11
Zoals reeds aangehaald in 403/6, moeten de inhouding en de storting in voorkomend geval beperkt worden tot het bedrag van de schulden op het ogenblik van de betaling van de factuur.
In dit geval verzoekt de persoon die de inhouding en de storting moet verrichten zijn mede-contractant een attest over te leggen uitgaande van de bevoegde ontvanger der directe belastingen waaruit het bedrag van de schuld blijkt.
Overeenkomstig art. 208, KB/WIB 92, is dit attest geldig gedurende 20 dagen volgend op de afgifte ervan door de bevoegde ontvanger.
Indien de factuur in die periode betaald wordt en:
- indien het bedrag voorkomend op het attest lager is dan 15 pct. van het verschuldigde bedrag exclusief BTW, moeten de inhouding en de storting beperkt worden tot het op het attest vermelde bedrag;
- indien het bedrag voorkomend op het attest hoger is dan 15 pct. van het verschuldigde bedrag exclusief BTW, moet er een inhouding en een storting van 15 pct. van het verschuldigde bedrag exclusief BTW verricht worden.
Voorbeelden:
Bedrag exclusief BTW van de factuur | Bedrag van de schuld op het attest | Te verrichten inhouding |
10.000,00 € | 1.200,00 € | 1.200,00 € (10.000,00 € x 15 pct. = 1.500,00 €, beperkt tot 1.200,00 €) |
10.000,00 € | 2.000,00 € | 1.500,00 e |
Overeenkomstig art. 403, § 5, 2de lid, WIB 92, is de opdrachtgever of de aannemer verplicht de inhouding en storting van 15 pct. van het bedrag exclusief BTW te verrichten wanneer de aannemer of de onderaannemer bevestigt dat zijn schulden hoger zijn dan de te verrichten inhoudingen, of wanneer het gevraagde attest door de medecontractant niet wordt overgelegd binnen de maand na de aanvraag.
4. Bijzondere gevallen
a) Buitenlandse onderneming zonder identificatienummer bij de Kruispuntbank van Onder-nemingen
Nummer 403/12
De toegang tot de beschikbare gegevens is slechts mogelijk via een door de Kruispuntbank van Ondernemingen toegekend identificatienummer. Indien de buitenlandse onderneming niet over een dergelijk nummer beschikt, moet zij aan haar medecontractant een attest overleggen waaruit het bedrag van zijn fiscale schuld in België blijkt. In de praktijk worden zulke attesten afgeleverd door de ontvanger van het ontvangkantoor der directe belastingen Brussel Buitenland, Kruidtuinlaan 50, bus 3121, 1000 Brussel (tel: 0257/540.80 – fax: 0257/959 23 – ontv.db.bsl.buitenland@minfin.fed.be).
b) Onderneming die niet ingeschreven is bij de Kruispuntbank van Ondernemingen voor tenminste één door de wet bedoelde activiteit.
Nummer 403/13
Indien de toepassing geen "ja"/"neen" antwoord kan verstrekken voor een onderneming die werken in onroerende staat factureert, omdat die onderneming niet ingeschreven is bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (cf. 403/7), wordt de medecontractant van deze onderneming niet ontslagen van zijn eventuele verplichting tot inhouding en storting.
In dergelijk geval moet de medecontractant de betrokken onderneming verzoeken een attest over te leggen uitgaande van de bevoegde ontvanger der directe belastingen, waaruit het bedrag van zijn schuld blijkt.
C. STORTING VAN DE INHOUDING
Nummer 403/14
Het ingehouden bedrag dient tegelijkertijd met de betaling aan de aannemer of aan de on-deraannemer te worden gestort, op postrekeningnummer:
- IBAN BE33 6792 0023 2046
- BIC PCHQBEBB
- van het ontvangkantoor der directe belastingen te Brussel 3 en bijzondere ontvangsten (zie 403/6).
Overeenkomstig art. 207, 3de lid, KB/WIB 92, moet het stortings- of overschrijvingsformulier de volgende vermeldingen bevatten:
- het ondernemingsnummer van de aannemer of de onderaannemer;
- het bedrag en de datum van de factuur waarop de betaling betrekking heeft;
- de naam van de aannemer.
Een kopie van de factuur waarop de storting betrekking heeft moet naar het hierna vermelde adres verzonden worden.
Ainv-Arec
Voorstraat 43
3500 Hasselt
Wanneer de betaling gebeurt door een bankinstelling of door een andere derde, moet mel-ding gemaakt worden van de naam, het adres en, in voorkomend geval, het BTW nummer van degene die de storting moet verrichten.
Indien het gestorte bedrag op meerdere facturen betrekking heeft, moeten de voorgaande inlichtingen voor elke factuur worden verstrekt.
D. BIJZONDERE GEVALLEN
a) Tijdelijke vereniging
Nummer 403/15
Ten overstaan van een tijdelijke vereniging die optreedt als aannemer of onderaannemer, gelden de regels inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid (zie commentaar op art. 402, WIB 92) eveneens wat betreft de verplichting tot inhouding en storting.
Wat betreft deze verplichting moet dus zowel rekening worden gehouden met de eventuele fiscale schulden van de tijdelijke vereniging als met de fiscale schulden van de leden- aannemers.
b) Contract met betrekking tot de levering van een roerend goed en de plaatsing ervan in een gebouw
Nummer 403/16
Ingeval een contract betrekking heeft op het leveren van een roerend goed en de plaatsing ervan in een gebouw, (zie dienaangaande de commentaar op art. 400, WIB 92), moeten in voorkomend geval de inhouding en de storting toegepast worden op het totale bedrag dat aan de aannemer verschul-digd is.
Het feit dat de factuur van de aannemer afzonderlijk de prijs van het roerend goed en de prijs van de plaatsing ervan vermeldt, heeft geen enkele weerslag op de draagwijdte van de voormelde verplichting tot inhouding en storting.
c) Doorfacturering van werken in onroerende staat
Nummer 403/17
De onderneming die werken in onroerende staat doorfactureert verkrijgt, door deze doorfac-turatie (PV nr. 426 van M. Fournaux, Bull. VA, Kamer, zitting 1996-1997, blz. 10.289) de hoedanigheid van aannemer in de zin van art. 400, WIB 92.
Daaruit vloeit voort dat de verplichting tot inhouding en storting in voorkomend geval van toepassing is op de betaling van de aldus doorgefactureerde werken.
E. WEERSLAG VAN EEN CORRECTE TOEPASSING VAN DE VERPLICHTING TOT INHOUDING EN STORTING
Nummer 403/18
Wanneer de beoogde inhouding en storting overeenkomstig art. 403, § 4, 1ste lid, WIB 92, correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs van de werkzaamheden aan een aannemer of een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling belastingschulden heeft, wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in art. 402, §§ 1 en 2, WIB 92, (zie dienaangaande de commentaar op dit artikel) niet toegepast.
F. SANCTIES
Nummer 403/19
De opdrachtgever of de aannemer die de inhouding en storting voorzien bij de betaling van de werkzaamheden aan een aannemer of aan de onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft niet verricht, begaat een inbreuk vatbaar voor een administratieve boete (zie ter zake de commentaar op art. 404, WIB 92).
Overigens blijft de in art. 402, §§ 1 en 2, WIB 92, bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid bestaan indien de voorwaarden voor de toepassing ervan vervuld zijn (zie commentaar op dit art.), en worden bij de toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid de eventueel gestorte bedragen, overeen-komstig art. 403, § 4, 2de lid, WIB 92, in mindering gebracht van het bedrag waarvoor de opdrachtgever of de aannemer aansprakelijk is gesteld.