Parlementaire vraag nr. 55020555C van de heer Joy Donné van 24.11.2021

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2021-2022, CRIV 55 COM 628 d.d. 24.11.2021, blz. 10

De aanvullende gemeentebelasting bij grensarbeiders

VRAAG (van de heer Donné)

Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn ingediende vraag. Voor het bepalen van de grondslag waarop de aanvullende gemeentebelasting (AGB) moet worden berekend volgens artikel 466bis WIB92, zijn de meningen blijkbaar verdeeld over de aftrek van de buitenlandse belasting geheven onder de vorm van een voorheffing of eventuele belastingsupplement. Sommigen zijn van mening dat de buitenlandse belasting moet worden gelijkgesteld met een Belgische voorheffing. Anderen menen dat de buitenlandse belasting als beroepskost aftrekbaar is voor de berekening van artikel 466bis WIB92. Voor de betrokken grensgemeenten is de juiste interpretatie van dit artikel een belangrijke budgettaire bepaling. Er zijn heel wat argumenten die pleiten voor de tweede interpretatie:

artikel 466bis WIB92 voert een fictie in zodat de AGB wordt berekend op de totale belasting die vastgesteld zou zijn indien de beroepsinkomsten in kwestie uit bronnen in België zouden zijn verkregen". Deze bepaling bevat geen fictie waarbij de buitenlandse belastingen geheven van die beroepsinkomsten fictief gelijk worden gesteld met de Belgische bedrijfsvoorheffing. Buitenlandse belastingen blijven dus aftrekbare kosten;

2° In een niet gepubliceerd arrest aanvaardde het Hof van Beroep te Brussel (Brussel, 11 mei 2011, 2008/AR/2077) dat de betrokkenen slechts aanvullende gemeentebelastingen betalen op de belastingen berekend op het netto inkomen dus na aftrek van de buitenlandse belastingen;

3° tot op heden berekent uw administratie blijkbaar de AGB op het vrijgestelde buitenlandse inkomen na aftrek van de buitenlandse belastingen op dat inkomen;

4° Wat de AGB betreft, zou een belastingplichtige beter af zijn zonder een verdrag dan met een verdrag indien de buitenlandse heffingen niet aftrekbaar zijn van de vrijgestelde beroepsinkomsten. Vandaar volgende vragen:

Welk standpunt neemt uw administratie in bij toepassing van artikel 466bis WIB92 m.b.t. de buitenlandse heffingen of supplementen geheven van buitenlandse beroepsinkomens? Dienen de aanvullende gemeentebelasting te worden berekend op het netto buitenlands inkomen, dus na aftrek van de buitenlandse belastingen of dienden deze laatste fictief gelijk gesteld te worden met Belgische bedrijfsvoorheffingen? Welk standpunt heeft uw administratie bij de berekening van de AGB toegepast sinds de invoering van artikel 466bis WIB92 in 2002. Moeten de betrokken grensgemeenten zich budgettair tekortgedaan voelen?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Mijnheer Donné, bij de belastinghervorming van 1962 was het duidelijk de wil van de wetgever om de buitenlandse belastingen af te trekken van de buitenlandse inkomsten die in België moeten worden aangegeven. Dat principe is sindsdien een vaste praktijk en is met de invoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 consequent verankerd. Dat betekent concreet dat de buitenlandse belasting wordt afgetrokken van het buitenlandse beroepsinkomen voor de berekening van de aanvullende gemeentebelasting. Tot heden zijn er op dat vlak geen wetswijzigingen doorgevoerd, waardoor het principe ook van toepassing blijft.

Joy Donné : Mijnheer de minister, het is goed dat u dat verduidelijkt, want een groot aantal grensgemeenten stelt zich daar vragen bij en heeft ook foutieve informatie gekregen tijdens een of ander colloquium. Wij ontvingen namelijk redelijk wat vragen of zij daar geen inkomsten misliepen, vandaar mijn vraag. Ik ben dan ook tevreden dat u de praktijk die tot nu toe gold heel duidelijk bevestigt.