Parlementaire vraag nr. 13922 van de heer Luk Van Biesen van 04.10.2016
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2015-2016, CRIV 54 COM 501 dd. 04.10.2016, blz. 24
Artikel 10, § 2 WIB over onroerende inkomsten
VRAAG (van de heer Luk Van Biesen)
Luidens artikel 10, § 2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen worden niet als onroerende inkomsten aanzien de bedragen die worden verkregen voor het verlenen van het recht van gebruik van gebouwde onroerende goederen ingevolge een niet-opzegbare overeenkomst van erfpacht of van opstal of van een gelijkaardig onroerend recht, op voorwaarde dat de bij overeenkomst bepaalde termijnen het de eigenaar mogelijk maken het in het gebouw belegde kapitaal of, als het een bestaand gebouw betreft, de verkoopwaarde ervan volledig weer samen te stellen en de rentelast en andere kosten van de verrichting te dekken, en de eigendom van het gebouw bij het einde van de overeenkomst van rechtswege op de gebruiker overgaat of de overeenkomst een aankoopoptie voor de gebruiker bevat. Deze bepaling is onder meer van toepassing indien een overeenkomst van onroerende leasing wordt afgesloten die aan de voorwaarden van artikel 10, § 2 voldoet. Hoe dient in een dergelijke situatie het begrip eigendom, opgenomen in artikel 10, § 2, 2° geïnterpreteerd te worden? Wordt hiermede, zoals in de btw-wetgeving, de overdracht van de door de leasinggever gehouden zakelijke rechten bedoeld, zelfs als deze niet de volle eigendom omvatten? Is aan de voorwaarde van artikel 10, § 2, 2° voldaan indien de leasinggever zelf slechts houder van een recht van opstal is en dus slechts tijdelijk eigenaar gedurende de duur van het recht van opstal? Is aan de voorwaarde van artikel 10, § 2, 2° voldaan indien de leasinggever zelf slechts houder van een recht van erfpacht is en tijdelijk eigenaar, gedurende de duur van het recht van erfpacht, van een door hem opgericht gebouw?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Het is een lange vraag. Ik geef een relatief kort antwoord, mijnheer Van Biesen. De btw-wetgeving geldt niet voor de toepassing van artikel 10, § 2 van het WIB 92. Voor de toepassing van dat artikel moet onder “eigendom” de volle eigendom te worden verstaan. Het Burgerlijk Wetboek omschrijft het begrip “eigendom”. Daarbij gaat het in essentie om drie elementen, namelijk de beschikking, het gebruik en het genot. Die drie zijn enkel verenigd in de persoon van de volle
eigenaar.
Luk Van Biesen : Dank u, mijnheer de minister, voor deze verduidelijking.