Parlementaire vraag nr. 1331 van de heer Van Biesen van 15.06.2006

Parlementaire vraag nr. 1331 van de heer Van Biesen dd. 15.06.2006


Vragen en Antwoorden, Kamer, 2005-2006, nr. 135, blz. 26555-26557

Pensioenen en vervangingsinkomsten - Belastingvermindering - Decumul - Belastinghervorming - Evenredige belasting

VRAAG

Artikel 153 van het WIB 1992 bepaalt dat geen belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten hoger mag zijn dan het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op de inkomsten waarvoor zij is verleend.

De Commentaar op dit artikel bepaalt dat de aldus berekende belastingverminderingen nooit meer mogen bedragen dan het gedeelte van de om te slane belasting dat betrekking heeft op de inkomsten, in voorkomend geval van beide echtgenoten, waarvoor de verminderingen worden toegekend.

Ik wens te vernemen of uw administratie het samen met mij eens is dat in het geval dat er een huwelijksquotiënt wordt toegekend, het maximumbedrag van de belastingvermindering ingevolge de toepassing van artikel 153 van het WIB 1992 dient bepaald te worden op basis van de som van enerzijds het evenredig deel van de belasting dat verschuldigd is door de belastingplichtige die het huwelijksquotiënt toekent en anderzijds het evenredig deel van de belasting dat verschuldigd is door de belastingplichtige die het huwelijksquotiënt toegerekend krijgt.

Voor de berekening van de vermeerdering voor onvoldoende voorafbetalingen wordt immers ook uitdrukkelijk bepaald dat het gedeelte van de beroepsinkomsten dat via het huwelijksquotiënt wordt toegekend aan de andere partner, als een eigen inkomen van de partner die het toerekent wordt aangemerkt, en niet van de partner aan wie het wordt toegerekend. De vermeerdering wordt aldus berekend op beide componenten van de belasting.

Het lijkt dan ook logisch dat voor de toepassing van artikel 153 van het WIB 1992 een identieke redenering zou worden gevolgd. Het inkomen wordt verdeeld over beide partners en dus lijkt het evident dat ook rekening wordt gehouden met het totaal van de belastingen verschuldigd op dat inkomen.

Kan u deze zienswijze bijtreden en overweegt u om over deze aangelegenheid spoedig een circulaire uit te vaardigen teneinde elke mogelijke twijfel omtrent de toepassing van artikel 153 van het WIB 1992 weg te nemen?

ANTWOORD (vice-eerste minister en minister van Financiën, 11.09.2006)

De door het geachte lid beoogde commentaar (nr. 146/20 van de administratieve commentaar op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992) heeft betrekking op de toestand vóór de wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting.

Zoals bekend heeft die wet inzonderheid het principe van de decumul van de inkomsten van echtgenoten en wettelijk samenwonenden voor wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, met ingang van aanslagjaar 2005 veralgemeend.

Hoewel artikel 153 van het bovenvermelde Wetboek zelf niet door die hervormingswet is gewijzigd, is het in de algemene economie van de decumul logisch dat die bepaling vanaf aanslagjaar 2005 voor elke echtgenoot of wettelijk samenwonende partner afzonderlijk moet worden toegepast.

Het bedrag van de vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten moet bijgevolg bij iedere echtgenoot of wettelijk samenwonende partner afzonderlijk worden begrensd tot het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op de in zijnen hoofde belastbare inkomsten waarvoor aan hem een vermindering voor pensioenen of vervangingsinkomsten wordt verleend.

Dienaangaande is in de Memorie van toelichting bij bovenvermelde wet (Kamer, doc. 50 1270/001, blz. 29) duidelijk gesteld dat de regering heeft willen vermijden dat in geval van toepassing van het huwelijksquotiënt een belastingvermindering zou worden verleend op het deel van het inkomen dat aan de echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende partner wordt toegerekend. Om die reden wordt de vermindering berekend op basis van het netto-inkomen dat in artikel 149 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gedefinieerd wordt als het totale netto-inkomen van elke echtgenoot of wettelijk samenwonende partner zonder toepassing van het huwelijksquotiënt. Dit betekent inzonderheid dat bij gehuwden en wettelijk samenwonenden bij wie slecht één van beiden een inkomen heeft, de andere van de belastingvermindering is uitgesloten.

Deze zienswijze zal zo spoedig mogelijk in een administratieve circulaire worden bekendgemaakt.