Commentaar van art. 64ter, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking van 03.10.2016
TITEL II: PERSONENBELASTING
HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Afdeling IV: Beroepsinkomsten
Onderafdeling III: Vaststelling van het netto-inkomen
A. Beroepskosten: (Gemeenschappelijk woon-werkvervoer personeelsleden - beveiliging - woon-werkverplaatsingen per fiets)
Art. 64ter, WIB 92
(van toepassing op de uitgaven die zijn gedaan of gedragen vanaf 1 januari 2009)
I. WETTEKST
Nummer 64ter/0
Art. 64ter. - Zijn ten belope van 120 pct. aftrekbaar:
1° de kosten die zijn gedaan of gedragen wanneer een werkgever of een groep van werkgevers het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling heeft ingericht;
2° de volgende kosten die zijn gedaan of gedragen inzake beveiliging:
a) de abonnementskosten voor de aansluiting op een vergunde alarmcentrale voor het beheer van alarmen afkomstig van systemen geïnstalleerd in onroerende goederen teneinde misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of tegen te gaan;
b)de kosten met betrekking tot het beroep doen op een vergunde bewakingsonderneming voor het verrichten van beveiligd vervoer als bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waar-devervoer;
c)de kosten met betrekking tot het gezamenlijk beroep doen door een groep van ondernemingen op een vergunde bewakingsonderneming voor de uitvoering van bewakingsopdrachten met be-trekking tot het toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen;
3° de kosten die specifiek zijn gedaan of gedragen om het gebruik van de fiets door de personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen in de mate dat deze gedaan of gedragen zijn om:
a)een onroerend goed te verwerven, te bouwen of te verbouwen dat bestemd is voor het stallen van fietsen tijdens de werkuren van de personeelsleden of voor het ter beschikking stellen van die personeelsleden van een kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches;
b)fietsen en hun toebehoren te verwerven, te onderhouden en te herstellen die ter beschikking gesteld worden van de personeelsleden.
Wat de in het eerste lid, 1°, bedoelde kosten betreft, is de verhoogde aftrek enkel van toepassing in de mate dat de kosten rechtstreeks betrekking hebben op minibussen, autobussen en autocars, zoals deze voertuigen zijn omschreven in de reglementering van de inschrijving van motorvoertuigen of dat ze betrekking hebben op het bezoldigde vervoer van personen met dergelijke voertuigen.
Wanneer de in het eerste lid, 1° en 3°, bedoelde kosten bestaan uit afschrijvingen van de in het eerste lid, 3°, bedoelde materiële vaste activa of van de in het tweede lid bedoelde voertuigen, wordt het aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk met 20 pct. te verhogen. De in het eerste lid, 3°, b, bedoelde fietsen worden afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan drie mag bedragen.
Artikel 66, § 1, is niet van toepassing op de in het tweede lid vermelde kosten die betrekking hebben op minibussen.
De afschrijvingen die overeenkomstig het derde lid worden aanvaard boven de aanschaffings- of beleggingswaarde van de in het eerste lid, 3°, bedoelde materiële vaste activa en van de in het tweede lid bedoelde voertuigen, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meerwaarden en minderwaarden op die materiële vaste activa en die voertuigen.
II. ALGEMEEN
Nummer 64ter/1
Krachtens art. 64ter, WIB 92, zijn bepaalde beroepskosten aftrekbaar ten belope van 120%.
Het betreft inzonderheid bepaalde kosten die zijn gedaan of gedragen:
• wanneer een werkgever of een groep van werkgevers het gemeenschappelijk vervoer van perso-neelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling heeft ingericht;
• inzake beveiliging;
• om het gebruik van de fiets door de personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woon-plaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen.
III. KOSTEN VOOR GEMEENSCHAPPELIJK VERVOER VAN PERSONEELSLEDEN TUSSEN DE WOONPLAATS EN DE PLAATS VAN TEWERKSTELLING
A. ALGEMENE DRAAGWIJDTE
Nummer 64ter/2
De kosten die zijn gedaan of gedragen wanneer een werkgever of een groep van werkgevers het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling heeft ingericht, zijn aftrekbaar ten belope van 120% (art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92).
Die verhoogde aftrek is enkel van toepassing in de mate dat de kosten rechtstreeks betrekking hebben op minibussen, autobussen en autocars of dat ze betrekking hebben op het bezoldigde vervoer van personen met dergelijke voertuigen (art. 64ter, tweede lid, WIB 92).
Wat de afschrijvingen betreft, wordt het aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk met 20% te verhogen (art. 64ter, derde lid, WIB 92).
Art. 66, § 1, WIB 92, is niet van toepassing op de in het tweede lid vermelde kosten die betrekking hebben op minibussen (art. 64ter, vierde lid, WIB 92).
De afschrijvingen die overeenkomstig het derde lid worden aanvaard boven de aanschaffings- of beleggingswaarde van de in het tweede lid bedoelde voertuigen, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meer- en minderwaarden op die voertuigen (art. 64ter, vijfde lid, WIB 92).
B. BETROKKEN BELASTINGPLICHTIGEN
Nummer 64ter/3
Art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92, is van toepassing in hoofde van werkgevers.
De desbetreffende bepalingen zijn dus inzonderheid van toepassing op:
a) nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen ;
b) beoefenaars van vrije beroepen, ambten en posten als bedoeld in art. 27, WIB 92, die personeel in dienst hebben.
C. BEDOELDE VOERTUIGEN
Nummer 64ter/4
De beoogde voertuigen zijn de minibussen, de autobussen en de autocars, zoals deze voertuigen zijn omschreven in de reglementering van de inschrijving van motorvoertuigen (cf. art. 64ter, tweede lid, WIB 92).
Het betreft dus de volgende voertuigen:
1. minibussen, d.w.z. voertuigen (van de categorie M1) ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen, die, bij gebruik voor bezoldigd vervoer van personen, ten hoogste acht plaatsen mogen bevatten, die van de bestuurder niet meegerekend, en die voorzien zijn van een koets-werk van hetzelfde type als dat van bestelwagens (1) of autobussen;
(1) Overeenkomstig het (gecoördineerde) koninklijk besluit van 15 maart 1968 "houdende alge-meen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen" is een "bestelwagen" een vrachtwagen (zijnde een motorvoertuig - van de categorie N1, N2 of N3 – dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen) met een in het koetswerk geïntegreerde cabine.
2. autobussen en autocars, d.w.z. voertuigen (van de categorie M2 of M3) ontworpen en gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers of zittende en staande passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend.
Nummer 64ter/5
Elk ander transportmiddel is bijgevolg uitgesloten, zoals bijvoorbeeld de gemeenschappelijke taxi's, wanneer zij niet als minibussen, autobussen of autocars kunnen worden aangemerkt.
Op te merken dat ook de zogenaamde "monovolumes" hier niet bedoeld zijn, aangezien zij in de regel geen koetswerk hebben van hetzelfde type als dat van een bestelwagen (1) of van een autobus.
(1) Overeenkomstig het (gecoördineerde) koninklijk besluit van 15 maart 1968 "houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen" is een "bestelwagen" een vrachtwagen (zijnde een motorvoertuig - van de categorie N1, N2 of N3 – dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen) met een in het koetswerk geïntegreerde cabine.
Nummer 64ter/6
Voor het overige is het van geen belang of het gaat om minibussen, autobussen of autocars die eigendom zijn van de werkgever of van een groep van werkgevers, dan wel door hen gehuurd of geleasd zijn.
D. GEMEENSCHAPPELIJK VERVOER VAN PERSONEELSLEDEN GEORGANISEERD DOOR DE WERKGEVER OF EEN GROEP VAN WERKGEVERS
Nummer 64ter/7
Het betreft hier uitsluitend het door een werkgever of een groep van werkgevers georganiseerd gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling (cf. art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92).
De notie "gemeenschappelijk vervoer" behoeft weinig verduidelijking, gelet op de geviseerde voertuigen (minibussen, autobussen en autocars).
Nummer 64ter/8
Het gemeenschappelijk vervoer moet daarenboven georganiseerd zijn door de werkgever of door een groep van werkgevers (verder "werkgever" genoemd).
Dit houdt in dat het de werkgever is die, enerzijds, de regels en de voorwaarden tot het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer vastlegt, en, anderzijds, het gebruik ervan door de werknemers superviseert.
Nummer 64ter/9
De werkgever dient dit gemeenschappelijk vervoer evenwel niet met eigen middelen te organiseren. Hij mag ook beroep doen op b.v. een onderneming voor personenvervoer die dan instaat voor de organisatie van de verplaatsingen tussen de woonplaats van de personeelsleden van eerstgenoemde werkgever en de plaats van hun tewerkstelling.
In dat laatste geval dient men zich ervan te vergewissen dat het wel degelijk om gemeenschappelijk vervoer gaat waarvan het initiatief van de organisatie uitgaat van de werkgever. Dit betekent onder meer dat de tenlasteneming door de werkgever van kosten van abonnementen, al dan niet op naam, van passes, van tickets voor pendelverkeer, van reiskaarten, enz., bij een gemeenschappelijke openbare vervoersmaatschappij, om zijn personeel toe te laten om b.v. gebruik te maken van een reguliere autobusdienst, niet in aanmerking komt voor de verhoogde aftrek van 120%, zelfs niet indien de werknemer op die manier zijn verplaatsingen doet tussen zijn woonplaats en de plaats van tewerkstel-ling. Men kan immers niet stellen dat het openbaar vervoer kan aangemerkt worden als een gemeen-schappelijk vervoer dat door de werkgever wordt georganiseerd ten behoeve van zijn personeelsleden.
Nummer 64ter/10
Wanneer een groep van werkgevers beslist om het gemeenschappelijk vervoer van het personeel uit te besteden aan een derde in plaats van het zelf te organiseren, komt elke werkgever in aanmerking voor de aftrek van 120% voor het gedeelte van de kosten dat hij werkelijk zelf draagt in het kader van de organisatie van het gemeenschappelijk vervoer van zijn personeelsleden.
In dat geval kunnen dezelfde kosten uiteraard geen tweemaal ten belope van 120% worden afgetrokken, nl. eenmaal door de werkgever en eenmaal door de onderneming die de kosten in de eerste plaats maakt.
Aldus zal een onderneming die, met een autobus waarvan zij eigenaar is, zowel gemeenschappelijk vervoer organiseert voor haar eigen personeelsleden als voor de personeelsleden van een groep werkgevers, slechts de verhoogde aftrek van 120% kunnen genieten in de mate dat de beoogde kosten betrekking hebben op het vervoer van haar eigen personeel (tussen de woonplaats en de werkplaats).
Nummer 64ter/11
In het geval waarin het gemeenschappelijk vervoer zou worden georganiseerd door een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, kan nog worden verduidelijkt dat de loutere overschrijving van een som geld aan deze vereniging op zich niet kan worden aangemerkt als een uitgave die beantwoordt aan de in art. 49, WIB 92, gestelde voorwaarden tot aftrekbaarheid als beroepskost (en derhalve ook niet in aanmerking komt voor de toepassing van art. 64ter, WIB 92).
Dergelijke sommen kunnen slechts in aanmerking komen voor de aftrek ten belope van 120% vanaf het ogenblik dat zij werkelijk worden aangewend ter financiering van de in art. 64ter, lid 1, 1°, WIB 92, bedoelde kosten.
E. VERVOER TUSSEN DE WOONPLAATS EN DE PLAATS VAN TEWERKSTELLING
Nummer 64ter/12
De in art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92, beoogde kosten zijn enkel die welke betrekking hebben op het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling.
Dit vervoer moet wel niet de volledige afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling overbruggen, maar op zijn minst een gedeelte van dat traject, zoals b.v. het vervoer tussen de opstapplaats, de bushalte of het station, en de plaats van tewerkstelling.
Nummer 64ter/13
Onder "plaats van tewerkstelling" moet een vaste plaats van tewerkstelling worden verstaan.
Als vaste plaats van tewerkstelling moet worden beschouwd, een plaats van tewerkstelling waar een bestendige activiteit wordt uitgeoefend.
Wanneer, in het bijzonder voor arbeiders in de bouwsector, de werkgever het gemeenschappelijk vervoer van de personeelsleden rechtstreeks organiseert tussen de woonplaats, de opstapplaats, de bushalte of het station, en een bepaalde werf, dient dit met een woon-werkverplaatsing te worden gelijkgesteld (zie ook nr. 66/7.2, tweede lid).
Wanneer het gemeenschappelijk vervoer daarentegen uit twee trajecten bestaat, zoals bijvoorbeeld het vervoer tussen de woonplaats, de opstapplaats, de bushalte of het station, en de zetel van de onderne-ming, enerzijds, en tussen de zetel van de onderneming en de verschillende werven, anderzijds, vallen slechts de kosten met betrekking tot het eerste traject onder de toepassing van art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92.
De kosten met betrekking tot het door de werkgever georganiseerd vervoer van personeelsleden tussen de zetel van de onderneming en een werf, komen immers nooit in aanmerking voor de toepassing van art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92.
F. BEDOELDE KOSTEN
Nummer 64ter/14
De kosten waarvan sprake is in de hiernavolgende nummers betreffen uitsluitend de in art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92 beoogde kosten, zijnde de kosten die zijn gedaan of gedragen wanneer een werkgever of een groep van werkgevers het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling heeft ingericht.
De in die wetsbepaling beoogde kosten die in aanmerking komen voor de aftrek ten belope van 120% zijn inzonderheid (cf. art. 64ter, tweede lid, WIB 92):
• de kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de in nr. 64ter/4 beoogde minibussen, autobus-sen en autocars, zoals afschrijvingen, onderhoud en herstelling, verkeersbelasting, verzekerin-gen, brandstoffen, enz.;
• de uitgaven die worden gedaan aan ondernemingen die in de plaats van de werkgever instaan voor het gemeenschappelijk vervoer van werknemers met dergelijke voertuigen.
Nummer 64ter/15
Behoren daarentegen niet tot de beoogde kosten:
• de financieringskosten met betrekking tot dergelijke vervoermiddelen;
• de kosten die betrekking hebben op de chauffeur van die vervoermiddelen (wanneer het gemeen-schappelijk vervoer van werknemers niet aan derden is uitbesteed).
G. AFTREKPERCENTAGE
Nummer 64ter/16
De in nr. 64ter/14 bedoelde kosten zijn slechts ten belope van 120% aftrekbaar:
a) indien de echtheid en het bedrag van de kosten overeenkomstig art. 49, WIB 92, worden verantwoord;
b) in de mate dat zij rechtstreeks betrekking hebben op minibussen, autobussen en autocars, zoals deze voertuigen zijn omschreven in de reglementering van de inschrijving van motorvoertuigen (zie nr. 64ter/4);
c) in de mate dat zij betrekking hebben op het bezoldigde vervoer van personeelsleden met derge-lijke voertuigen.
Nummer 64ter/17
Overeenkomstig art. 64ter, vierde lid, WIB 92, is art. 66, § 1, WIB 92, niet van toepassing op de in nr. 64ter/14, tweede lid, vermelde kosten die betrekking hebben op minibussen.
Dit houdt in dat, indien aan alle in art. 64ter, WIB 92, bedoelde voorwaarden is voldaan, de kosten met betrekking tot de minibussen steeds aftrekbaar zijn ten belope van 120% en dus niet moeten beperkt worden tot 75% (of, wat de brandstoffen betreft, tot 100% voor de periode voorafgaand aan 1.1.2010).
Nummer 64ter/18
De kosten die betrekking hebben op minibussen die wel voor de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, doch niet voor het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, blijven uiteraard als beroepskosten aftrekbaar, maar dan wel volgens de normale regels (o.m. beperking tot 75%, of, wat de brandstoffen betreft, tot 100% voor de periode voorafgaand
aan 1.1.2010).
Kosten met betrekking tot autocars en autobussen die in dezelfde omstandigheden worden gebruikt als de minibussen waarvan sprake is in het vorige lid, zijn aftrekbaar ten belope van 100%, doch niet ten belope van 120%.
Kosten die betrekking hebben op het beroepsmatig gebruik van personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik zijn steeds onderworpen aan de normale aftrekregels. Die kosten zijn nooit aftrekbaar aan 120%, zelfs niet indien de werkgever het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met dergelijke auto’s organiseert.
Nummer 64ter/19
Indien de minibussen, autobussen of autocars slechts gedeeltelijk door de werkgever worden aangewend voor het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, is de verhoogde aftrek van 120% enkel van toepassing in de mate dat deze voertuigen voor dergelijk gemeenschappelijk vervoer worden aangewend.
Voor wat de minibussen betreft, is in dat geval enkel het deel van de kosten dat rechtstreeks betrekking heeft op het gebruik van de minibussen voor het beoogde gemeenschappelijk vervoer, niet aan de in art. 66, § 1, WIB 92, bedoelde beperking onderworpen (zie ook nr. 64ter/18, eerste lid).
Bijgevolg moeten de door de werkgever gemaakte kosten die rechtstreeks betrekking hebben op minibussen, autobussen en autocars in dergelijke situatie worden omgedeeld tussen, enerzijds, het deel dat betrekking heeft op het beoogde gemeenschappelijk vervoer, en, anderzijds, het deel dat er geen betrekking op heeft. Hetzelfde geldt trouwens indien het bezoldigde vervoer van personeelsleden met dergelijke voertuigen niet alleen betrekking heeft op het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, doch evenzeer op andere verplaatsingen van het personeel.
Nummer 64ter/20
Wanneer een werknemer in het kader van het beoogde gemeenschappelijk vervoer een bijdrage aan de werkgever betaalt, is dit in beginsel geen beletsel voor de toepassing van de verhoogde aftrek ten belope van 120%.
In dergelijk geval is de verhoogde aftrek van 120% evenwel slechts van toepassing op de kostprijs van het gemeenschappelijk vervoer die door de werkgever wordt gedragen, verminderd met het bedrag van de werknemersbijdrage.
Nummer 64ter/21
Wat de afschrijvingen op de in nr. 64ter/4 bedoelde voertuigen betreft, wordt het aftrekbare bedrag, overeenkomstig het bepaalde in art. 64ter, derde lid, WIB 92, per belastbaar tijdperk bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk met 20% te verhogen.
Dit geldt eveneens voor afschrijvingen die na 1 januari 2009 zijn gedaan op voertuigen die door de werkgever vóór die datum, dus vóór de datum van inwerkingtreding van de hier besproken maatregel, zijn aangeschaft.
H. MEER- EN MINDERWAARDEN
Nummer 64ter/22
Ten einde het voordeel van de verhoogde afschrijvingen met 20% niet teniet te doen bij een latere meer- of minderwaarde op de beoogde voertuigen, wordt, bij het bepalen van die meer- of minderwaarde, enkel de normale afschrijving op de aanschaffings- of beleggingswaarde in aanmerking genomen (cf. art. 64ter, vijfde lid, WIB 92).
Nummer 64ter/23
Bij ontstentenis van enige andersluidende bepaling blijven de in art. 24, derde lid, WIB 92, en de in art. 66, § 1, WIB 92, bedoelde meer- en minderwaarden op minibussen aan de 75%-beperking onderworpen.
Dit houdt onder meer in dat de kosten betreffende minibussen die worden aangewend voor het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling
aftrekbaar zijn ten belope van 120% terwijl de op diezelfde voertuigen verwezenlijkte meerwaarden slechts belastbaar zijn ten belope van 75%.
Voorbeeld
Nummer 64ter/24
Een zelfstandige heeft in 2009 een minibus aangeschaft voor de prijs van 35.000,00 EUR (niet-recupereerbare BTW inbegrepen).
De minibus wordt uitsluitend gebruikt voor het gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling.
De afschrijving gebeurt over een termijn van 5 jaar.
In 2011 wordt de minibus verkocht voor 25.000,00 EUR.
Vaststelling van het fiscaal resultaat:
- verkoopprijs: 25.000,00
- aanschaffingswaarde: 35.000,00
- afschrijving in 2009 (7.000,00 x 1,20): - 8.400,00
- afschrijving in 2010 (7.000,00 x 1,20): - 8.400,00
- belastbare meerwaarde (25.000,00 - 21.000,00 (1)) x 75%: 3.000,00
(1) 35.000,00 – (7.000,00 x 2)
IV. KOSTEN INZAKE BEVEILIGING
A. ALGEMENE DRAAGWIJDTE
Nummer 64ter/25
Ook de hierna vermelde kosten die zijn gedaan of gedragen inzake beroepsmatige beveiliging, zijn aftrekbaar ten belope van 120% (art. 64ter, eerste lid, 2°, WIB 92):
• de abonnementskosten voor de aansluiting op een vergunde alarmcentrale voor het beheer van alarmen afkomstig van systemen geïnstalleerd in onroerende goederen teneinde misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of tegen te gaan;
• de kosten voor het beroep doen op een vergunde bewakingsonderneming voor het verrichten van beveiligd waardevervoer;
• de kosten met betrekking tot het gezamenlijk beroep doen door een groep van ondernemingen op een vergunde bewakingsonderneming voor de uitvoering van bepaalde bewakingsopdrachten.
B. ABONNEMENTSKOSTEN VOOR DE AANSLUITING OP EEN VERGUNDE ALARMCENTRALE
Algemeen
Nummer 64ter/26
Art. 64ter, eerste lid, 2°, a, WIB 92, verhoogt tot 120% het aftrekbaar bedrag van de abonnementskos-ten voor de aansluiting op een vergunde alarmcentrale voor het beheer van alarmen afkomstig van systemen geïnstalleerd in onroerende goederen teneinde misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of tegen te gaan.
Betrokken belastingplichtigen
Nummer 64ter/27
Art. 64ter, eerste lid, 2°, a, WIB 92, is inzonderheid van toepassing op zelfstandigen, d.w.z.:
a) nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen;
b) beoefenaars van vrije beroepen, ambten en posten als bedoeld in art. 27, WIB 92.
Aangezien de hierna vermelde belastingplichtigen evenwel niet uitdrukkelijk uit het toepassingsveld van de voormelde bepaling zijn gesloten, kan die bepaling, in voorkomend geval, ook van toepassing zijn in hoofde van belastingplichtigen die in art. 23, § 1, 4°, WIB 92 bedoelde bezoldigingen genieten.
3. Vergunde alarmcentrale
Nummer 64ter/28
De tot 120% verhoogde aftrek is slechts van toepassing voor abonnementskosten die betrekking hebben op de aansluiting op een vergunde alarmcentrale voor het beheer van alarmen.
Het is de Minister van Binnenlandse Zaken die de vergunning toekent.
De vergunning wordt in de regel verleend voor een periode van vijf jaar, waarna zij voor gelijke termijnen kan worden verlengd.
De lijst van vergunde alarmcentrales kan worden geraadpleegd op het adres https://vigilis.ibz.be/upload/documents/bs_alarmcent-centralarm.pdf (website van de FOD Binnenlandse Zaken). De datum waarop de vergunning werd verleend staat rechts onderaan in het vakje van de desbetreffende onderneming.
4. Beoogde alarmen
Nummer 64ter/29
Het moet gaan om alarmen afkomstig van systemen geïnstalleerd in onroerende goederen teneinde misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of tegen te gaan.
Komen dus niet in aanmerking:
• goederenalarmsystemen die niet geïnstalleerd zijn in een onroerend goed;
• alarmsystemen voor voertuigen;
• alarmsystemen die uitsluitend brand-, gas- of rookontwikkeling signaleren.
5. Abonnementskosten
Nummer 64ter/30
De abonnementskosten waarvan sprake in art. 64ter, eerste lid, 2°, a, WIB 92, zijn de kosten die verband houden met de gebruikelijke dienstverlening voor het gewone beheer van de aansluiting van het alarmsysteem. Het betreft de handelingen die deel uitmaken van de opvolging van signalen uitgaande van een alarmsysteem. Dit zijn voornamelijk de controle van deze signalen, de interpretatie ervan, de verificatie of het een echt alarm betreft en de verwittiging van de betrokken contactpersonen of politie- en hulpdiensten.
Uiteraard is de (verhoogde) aftrek van de beoogde abonnementskosten enkel van toepassing in de mate dat de onroerende goederen waarin de alarmsystemen zijn geïnstalleerd, voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Indien de abonnementskosten betrekking hebben op een alarmsysteem dat geïnstalleerd is in een onroerend goed dat gedeeltelijk beroepsmatig en gedeeltelijk privé wordt gebruikt, dient derhalve de passende omdeling te worden gemaakt.
Nummer 64ter/31
"Interventie-na-alarm" abonnementen of interventiefacturen vallen daarentegen niet onder de in art. 64ter, eerste lid, 2°, a, WIB 92, bedoelde maatregel. De "interventie na alarm" betreft de bewakingsop-dracht waarbij een bewakingsagent wordt uitgestuurd naar een pand dat is uitgerust met een alarm tegen diefstal, om na te gaan of het alarm al dan niet afkomstig is van een (poging tot) indringing.
Indien de factuur geen duidelijke opsplitsing voorziet tussen de abonnementskosten die uitsluitend
betrekking hebben op de aansluiting op een vergunde alarmcentrale en de abonnementskosten inzake assistentie of interventie na alarm, moeten de gecombineerde abonnementskosten integraal worden uitgesloten van de verhoogde aftrek ten belope van 120%. Volgens de algemene voorwaarden van art. 49, WIB 92, zijn dergelijke kosten wel voor 100% (doch niet voor 120%) als beroepskosten aftrekbaar (zie evenwel ook nr. 64ter/30, tweede lid).
Nummer 64ter/32
De kosten van het jaarlijks onderhoudscontract voor een alarmsysteem door een erkende beveiligingson-derneming kunnen evenmin worden beschouwd als kosten die ten belope van 120% aftrekbaar zijn.
C. BEVEILIGD WAARDENVERVOER
Algemeen
Nummer 64ter/33
Art. 64ter, eerste lid, 2°, b, WIB 92, verhoogt tot 120% het aftrekbaar bedrag van de kosten voor het beroep doen op een vergunde bewakingsonderneming voor het verrichten van beveiligd vervoer overeenkomstig art. 8, § 1, 2°, KB 7.4.2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer.
Betrokken belastingplichtigen
Nummer 64ter/34
Alhoewel de invoering van art. 64ter, eerste lid, 2°, b, WIB 92, in eerste instantie de eigenaars van handelszaken beoogt, is die bepaling uiteraard van toepassing op alle belastingplichtigen die uit hoofde van hun beroepswerkzaamheid beroep doen op een in het vorig nr. bedoelde vergunde bewakingsonderneming voor het verrichten van beveiligd vervoer, inzonderheid:
a) nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen;
b) beoefenaars van vrije beroepen, ambten en posten als bedoeld in art. 27, WIB 92.
Vergunde bewakingsonderneming
Nummer 64ter/35
De tot 120% verhoogde aftrek is slechts van toepassing voor de kosten die worden gedaan aan een vergunde bewakingsonderneming (die instaat voor het verrichten van beveiligd vervoer van waarden).
Het is de Minister van Binnenlandse Zaken die de vergunning toekent.
De vergunning wordt in de regel verleend voor een periode van vijf jaar, waarna zij voor gelijke termijnen kan worden verlengd.
De lijst van vergunde bewakingsondernemingen kan worden geraadpleegd op het adres https://vigilis.ibz.be/upload/documents/bg_ondern-entrep.pdf (website van de FOD Binnenlandse Zaken). Deze lijst wordt geregeld bijgewerkt. Aangezien de geldigheidsperiode van de vergunning niet is vermeld, kan die, in geval van twijfel, worden opgezocht in het Belgisch Staatsblad, hetzij via de naam van de onderneming, hetzij via het nr. van de vergunning (in te tikken in de rubriek "Woord(en) van tekst" na "Geavanceerd zoeken" te hebben aangeklikt).
Uiteraard komen enkel die ondernemingen in aanmerking welke een vergunning hebben verkregen voor de activiteit: "3. Waardetransport". Daarbij is het zonder belang of de vergunning is verkregen voor de activiteit "3. Waardetransport a) met inbegrip van het vervoer van geldbiljetten zonder goedgekeurd neutralisatiesysteem" dan wel voor de activiteit "3. Waardetransport b) met uitzondering van het vervoer van geldbiljetten zonder goedgekeurd neutralisatiesysteem". Wel moeten de vergunde ondernemingen voor de toepassing van onderhavige maatregel het beveiligd vervoer doen met plofkoffers (containers) die uitgerust zijn met een zogenaamd neutralisatiesysteem van het "type B" (zie volgende nrs.).
Beveiligd vervoer
Nummer 64ter/36
Het in voormeld art. 8, § 1, 2°, KB 7.4.2003 bedoelde vervoer betreft het beveiligd vervoer van waarden met een lichte plofkoffer (officieel container genoemd) die is uitgerust met een zogenaamd neutralisatie-systeem van het "type B".
Nummer 64ter/37
Neutralisatiesystemen worden gebruikt bij waardetransport om de toegang tot de waarden voor onbevoegden onmogelijk te maken. Het betreft een goedgekeurd technologisch systeem dat een beveiliging biedt tegen pogingen tot ongeoorloofd openen van de container, doordat het systeem het beveiligd vervoer tijdens de trajecten voortdurend opvolgt en toelaat abnormale situaties op te sporen en, in voorkomend geval, de waarden te neutraliseren of onbruikbaar te maken. Door de inwerkingtre-ding van het neutralisatiesysteem moet een gedeelte (minstens 10%) van de oppervlakte van elk bankbiljet of document geneutraliseerd of onbruikbaar worden gemaakt.
Voor de toepassing van art. 64ter, eerste lid, 2°, b, WIB 92, is vereist dat de container voorzien is van een neutralisatiesysteem van het "type B". Dit type van neutralisatiesysteem beveiligt de waarden over het gehele transporttraject en aan de stoppunten op een dergelijke wijze dat de container niet kan geopend worden, noch tijdens het transporttraject, noch in het stoppunt (onder stoppunt wordt verstaan: de plaats van ophaling en/of aflevering van de waarden). De container kan dus ook niet geopend worden door de bewakingsagenten die instaan voor het vervoer van de waarden.
Nummer 64ter/38
Bovendien moet het transport, overeenkomstig art. 8, § 1, 2°, KB 7.4.2003, aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) indien geldbiljetten bij meerdere stoppunten worden opgehaald met één container, mag de totale waarde van de geldbiljetten afgehaald per stoppunt het bedrag van 2.500 EUR niet overschrijden;
b) indien geldbiljetten worden opgehaald bij een stoppunt dat geen handelsbedrijf is, moet één container per stoppunt worden uitgewisseld;
c) indien geldbiljetten worden opgehaald bij een stoppunt dat wel een handelsbedrijf is en de geld-biljetten met één container per stoppunt worden opgehaald, mag de netto verkoopsoppervlakte van dat stoppunt (zijnde het handelsbedrijf) de 400 m² niet overschrijden.
In het geval bedoeld onder a) hiervoor, moet het vervoer vergezeld zijn van een schriftelijke verklaring, uitgaande van de houder van het stoppunt, waaruit blijkt dat de totale waarde van de bij dit stoppunt opgehaalde waarden het bedrag van 2.500 EUR niet overschrijdt.
Voor de toepassing van de bepalingen onder b) en c) hiervoor wordt onder "handelsbedrijf" verstaan, de distributie-eenheid waarvan de activiteit bestaat uit het wederverkopen op gewone wijze van goederen aan consumenten, zonder deze goederen andere behandelingen te doen ondergaan dan die welke in de handel gebruikelijk zijn.
Er mogen echter geen waarden worden opgehaald bij stoppunten die deel uitmaken van een bankinstelling.
D. BEWAKING VAN EEN GROEP VAN ONDERNEMINGEN
Algemeen
Nummer 64ter/39
Art. 64ter, eerste lid, 2°, c, WIB 92, verhoogt tot 120% het aftrekbaar bedrag van de kosten met betrekking tot het gezamenlijk beroep doen door een groep van ondernemingen op een vergunde bewakingsonderneming voor de uitvoering van bewakingsopdrachten met betrekking tot het toezicht op en de bescherming van roerende en onroerende goederen.
Betrokken belastingplichtigen
Nummer 64ter/40
Art. 64ter, eerste lid, 2°, c, WIB 92, is uitsluitend van toepassing in hoofde van ondernemingen. Het betreft hier dus inzonderheid nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen.
Andere belastingplichtigen, zoals b.v. beoefenaars van vrije beroepen, ambten en posten als bedoeld in art. 27, WIB 92, zijn uitgesloten van deze maatregel.
Vergunde bewakingsonderneming
Nummer 64ter/41
De tot 120% verhoogde aftrek is slechts van toepassing voor de kosten die worden gedaan aan een vergunde bewakingsonderneming (die instaat voor bewakingsopdrachten met betrekking tot het toezicht op en de bescherming van roerende en onroerende goederen).
Het is de Minister van Binnenlandse Zaken die de vergunning toekent.
De vergunning wordt in de regel verleend voor een periode van vijf jaar, waarna zij voor gelijke termijnen kan worden verlengd.
De lijst van vergunde bewakingsondernemingen kan worden geraadpleegd op het adres https://vigilis.ibz.be/upload/documents/bg_ondern-entrep.pdf (website van de FOD Binnenlandse Zaken). Deze lijst wordt geregeld bijgewerkt. Aangezien de geldigheidsperiode van de vergunning niet is vermeld, kan die, in geval van twijfel, worden opgezocht in het Belgisch Staatsblad, hetzij via de naam van de onderneming, hetzij via het nr. van de vergunning (in te tikken in de rubriek "Woord(en) van tekst" na "Geavanceerd zoeken" te hebben aangeklikt).
Uiteraard komen enkel die ondernemingen in aanmerking welke een vergunning hebben verkregen voor de activiteit: "1. Toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen". Daarbij is het zonder belang op welke wijze het toezicht op en de bescherming van de roerende en onroerende goederen gebeurt. Voor de toepassing van onderhavige maatregel komen inzonderheid de als volgt luidende vergunningen in aanmerking:
• "1. Toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen"
• "1. Toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, met inbegrip van mobiele bewaking en interventie na alarm"
• "1. Toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, met uitsluiting van mobie-le bewaking en interventie na alarm"
• "1. HOND bij toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, met inbegrip van mobiele bewaking en interventie na alarm"
• "1. HOND bij toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, met uitsluiting van mobiele bewaking en interventie na alarm"
• "1. PAARD bij toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, met inbegrip van mobiele bewaking en interventie na alarm"
• "1. PAARD bij toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, met uitsluiting van mobiele bewaking en interventie na alarm"
• "1. WAPENS bij toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen".
Voorbeelden
Nummer 64ter/42
De in de nrs. 64ter/39 tot 41 hiervoor uiteengezette maatregel strekt ertoe de aftrek tot 120% te verhogen van de kosten die groepen van ondernemingen doen voor een betere beveiliging van hun roerende en onroerende goederen, door tijdelijk of permanent een beroep te doen op vergunde bewakingsondernemingen die instaan voor het toezicht op en de bescherming van die goederen.
Het kan b.v. gaan om een groep van winkeliers in een bepaalde winkelstraat of in een winkelcomplex, die samen een beroep doen op een bewakingsonderneming tijdens drukke periodes. De bewakingsopdrachten kunnen divers zijn en b.v. betrekking hebben op de bescherming van winkelwaren tegen diefstal; zij kunnen evenwel ook betrekking hebben op de bewaking van de winkelruimtes tegen inbraken in periodes met een verhoogd inbraakrisico.
In dit kader kan eveneens de zogenaamde 'consortiumbewaking' worden vermeld. Consortiumbewaking bestaat uit het gemeenschappelijk organiseren door ondernemingen van extra bewaking tijdens de nacht en het weekend binnen een bepaald bedrijventerrein. Deze bewaking gebeurt door een vergunde bewakingsonderneming (en verloopt in de regel in nauwe samenwerking met de lokale politie).
V. KOSTEN OM HET GEBRUIK VAN DE FIETS DOOR PERSONEELSLEDEN TUSSEN DE WOON-PLAATS EN DE PLAATS VAN TEWERKSTELLING AAN TE MOEDIGEN
A. ALGEMENE DRAAGWIJDTE
Nummer 64ter/43
Overeenkomstig art. 64ter, eerste lid, 3°, WIB 92, zijn de kosten die specifiek gedaan of gedragen zijn om het gebruik van de fiets door personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen, aftrekbaar ten belope van 120% in de mate dat die kosten gedaan of gedragen zijn om:
a) een onroerend goed te verwerven, te bouwen of te verbouwen dat bestemd is voor het stallen van fietsen tijdens de werkuren van de personeelsleden of voor het ter beschikking stellen aan die personeelsleden van een kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches;
b) fietsen en hun toebehoren te verwerven, te onderhouden en te herstellen die aan de perso-neelsleden ter beschikking worden gesteld.
Indien de kosten bestaan uit afschrijvingen van in het vorig lid bedoelde materiële vaste activa, wordt het aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk met 20% te verhogen (art. 64ter, derde lid, WIB 92).
De in het eerste lid, litt. b) bedoelde fietsen worden afgeschreven met vaste annuïteiten, waarvan het aantal niet minder dan drie mag bedragen (art. 64ter, derde lid, in fine, WIB 92).
De afschrijvingen die overeenkomstig het tweede lid worden aanvaard boven de aanschaffings- of beleggingswaarde van de bedoelde materiële vaste activa, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meer- en minderwaarden op die materiële vaste activa (art. 64ter, vijfde lid, WIB 92).
B. BETROKKEN BELASTINGPLICHTIGEN
Nummer 64ter/44
Art. 64ter, eerste lid, 3°, WIB 92, is van toepassing in hoofde van werkgevers.
De desbetreffende bepalingen zijn dus inzonderheid van toepassing op:
a) nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen;
b) beoefenaars van vrije beroepen, ambten en posten als bedoeld in art. 27, WIB 92, die personeel in dienst hebben.
C. BEOOGDE VERPLAATSINGEN
64ter/45
Indien de werkgever kan aantonen dat hij de kosten voor het verwerven, het onderhouden en het herstellen van fietsen (en hun toebehoren) die ter beschikking gesteld worden van de personeelsleden specifiek heeft gedaan om zijn personeelsleden aan te moedigen om de fiets te gebruiken voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling, dan zijn die kosten in hun totaliteit ten belope van 120 % als beroepskosten aftrekbaar. In dat geval moet er dus geen onderscheid worden gemaakt volgens het effectieve gebruik van de ter beschikking gestelde fietsen voor woon-werk-, privé of beroepsverplaatsingen(PV 09.09.2013, Veerle Wouters, Kamer, Vragen en Antwoorden, 2012-2013, QRVA 53/131 d.d. 14.10.2013, p. 307).
64ter/46
Onder 'plaats van tewerkstelling' moet een vaste plaats van tewerkstelling worden verstaan.
Wordt als een vaste plaats van tewerkstelling beschouwd: een plaats van tewerkstelling waar een bestendige activiteit wordt uitgeoefend.
64ter/47
(...)
ONROERENDE GOEDEREN
Nummer 64ter/48
Wat de onroerende goederen betreft, zijn de kosten die specifiek gedaan of gedragen zijn om het gebruik van de fiets door personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen, aftrekbaar ten belope van 120% in de mate dat die kosten gedaan of gedragen zijn om:
a) een onroerend goed te verwerven, te bouwen of te verbouwen
b) dat bestemd is voor
• het stallen van fietsen tijdens de werkuren van de personeelsleden
• of voor het ter beschikking stellen aan die personeelsleden van een kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches.
Nummer 64ter/49
Het moet dus gaan om kosten die gedaan zijn om een onroerend goed te verwerven, te bouwen of te verbouwen.
De kosten die gedaan worden om een onroerend goed te huren, komen bijgevolg niet in aanmerking voor de aftrek ten belope van 120%, ook niet indien de bestemming van dat goed bedoeld is voor het stallen van fietsen of voor het ter beschikking stellen van een kleedruimte of sanitair. Dergelijke huurkosten komen wel in aanmerking voor de aftrek als beroepskosten (aan 100%) in de zin van art. 49, WIB 92.
De kosten van een financiële leasing, die door de leasingnemer boekhoudkundig worden geactiveerd, komen wel in aanmerking voor de verhoogde kostenaftrek ten belope van 120%. Kosten van een operationele leasing komen dan weer niet in aanmerking voor die verhoogde afttrek.
Nummer 64ter/50
Enkel de kosten die rechtstreeks betrekking hebben op het verwerven, bouwen of verbouwen van een onroerend goed komen in aanmerking voor de verhoogde aftrek.
Aangezien het om onroerende goederen gaat zullen de beoogde kosten inzonderheid bestaan uit afschrijvingen op de desbetreffende investeringen en de eraan verbonden bijkomende kosten.
Komen daarentegen o.m. niet in aanmerking voor de verhoogde aftrek ten belope van 120%:
• de financieringskosten;
• de onderhoudskosten;
• de personeelskosten die verband houden met in die gebouwen geleverde dienstprestaties, zoals b.v. het reinigen van de lokalen.
Uiteraard zijn ook de kosten voor het verwerven van roerende goederen (b.v. voor het inrichten van de lokalen) uitgesloten van de verhoogde aftrek.
Nummer 64ter/51
Bovendien kunnen de beoogde kosten slechts in aanmerking komen voor de verhoogde aftrek in de mate dat het gebouw gebruikt wordt voor:
• het stallen van fietsen tijdens de werkuren van de personeelsleden;
• het ter beschikking stellen aan die personeelsleden van een kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches.
Komt dus niet in aanmerking voor de verhoogde aftrek ten belope van 120%, het gedeelte van de kosten dat betrekking heeft op het verwerven, bouwen of verbouwen van een onroerend goed, in de mate dat dit gebouw gebruikt wordt:
• voor het stallen van andere vervoermiddelen of materialen dan de fietsen van de personeelsle-den;
• voor het stallen van fietsen van niet-personeelsleden;
• voor het stallen van fietsen van personeelsleden of van niet-personeelsleden buiten de werkuren van de personeelsleden;
• voor het ter beschikking stellen van een kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches, aan niet-personeelsleden of aan andere personeelsleden dan de personeelsleden die gebruik maken van de fiets voor hun verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling;
• voor doeleinden die geen verband houden met fietsverplaatsingen van personeelsleden (b.v. voor het inrichten van een fitness- of ontspanningsruimte).
Nummer 64ter/52
Aangezien terreinen in de regel niet onderhevig zijn aan waardeverminderingen en er alsdan geen afschrijvingen kunnen worden toegepast, zullen, met betrekking tot het verwerven van terreinen die overeenkomstig het bepaalde in nr. 64ter/48 voor het stallen van fietsen zullen worden aangewend, in de praktijk slechts de bijkomende kosten in aanmerking komen voor de verhoogde aftrek, in de mate uiteraard dat die kosten beroepskosten uitmaken in de zin van art. 49, WIB 92.
FIETSEN EN TOEBEHOREN
Nummer 64ter/53
Wat de fietsen (en hun toebehoren) betreft, zijn de kosten die specifiek gedaan of gedragen zijn om het gebruik van de fiets door personeelsleden voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen, aftrekbaar ten belope van 120% in de mate dat die kosten gedaan of gedragen zijn om fietsen en hun toebehoren te verwerven, te onderhouden en te herstellen die aan de personeelsleden ter beschikking worden gesteld.
Nummer 64ter/54
Het moet dus gaan om kosten die gedaan zijn om fietsen en hun toebehoren te verwerven, te onderhouden en te herstellen.
De kosten die gedaan worden om fietsen te huren, komen bijgevolg niet in aanmerking voor de aftrek ten belope van 120%, ook niet indien de fietsen bestemd zijn voor de woon-werkverplaatsingen van het personeel. Dergelijke huurkosten komen wel in aanmerking voor de aftrek als beroepskosten (aan 100%) in de zin van art. 49, WIB 92.
De kosten van een financiële leasing, die door de leasingnemer boekhoudkundig worden geactiveerd, komen wel in aanmerking voor de verhoogde kostenaftrek ten belope van 120%. Kosten van een eventuele operationele leasing komen dan weer niet in aanmerking voor die verhoogde aftrek.
Nummer 64ter/55
In tegenstelling tot wat het geval is met betrekking tot de in nr. 64ter/48 bedoelde onroerende goederen, komen de kosten voor het onderhoud van de fietsen wel in aanmerking voor de verhoogde aftrek, evenals de herstellingskosten.
Financieringskosten daarentegen komen ook hier niet in aanmerking voor de verhoogde aftrek ten belope van 120%.
Wat de fietsen zelf betreft, wordt de aandacht er nog op gevestigd dat de aanschaffingsprijs ervan verplicht moet worden afgeschreven (zie ook nr. 64ter/59, lid 2).
Nummer 64ter/56
De aard van die fietsen is in principe van geen belang. Het kan dus zowel om stadsfietsen, hybride fietsen, elektrische fietsen, mountainbikes, enz. gaan. De fietsen moeten uiteraard wel afgestemd zijn op de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling. Aangezien daarvoor in de regel de openbare weg zal worden gebruikt, moet de uitrusting van die fietsen dus voldoen aan de desbetreffende reglementering.
Uiteraard is, in voorkomend geval, ook het bepaalde in art. 53, 10°, WIB 92, van toepassing (als beroepskosten worden niet aangemerkt, alle kosten in zover deze op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen).
Nummer 64ter/57
Wat meer bepaald de elektrische fietsen betreft kunnen nog de volgende verduidelijkingen worden verstrekt.
Onder "elektrische fiets" wordt verstaan, een fiets met elektrische trapondersteuning (de zogenaamde Pedal Electric Cycle).
Om overeenkomstig de Wegcode als een klassieke fiets te worden beschouwd, moet een elektrische fiets aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) er moet sprake zijn van trapondersteuning, dit betekent dat de bestuurder zelf moet meetrappen om vooruit te komen, waarbij de elektrische motor extra kracht oplevert, en dat de motor ook stilvalt wanneer de bestuurder niet trapt;
b) er is slechts ondersteuning van de motor tot een snelheid van 25 km/u;
c) het geleverde vermogen bedraagt maximaal 250 Watt.
Nummer 64ter/58
Onder fietstoebehoren worden inzonderheid verstaan, de gebruikelijke (met de fiets verbonden) voorwerpen die wenselijk of noodzakelijk zijn om de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling mogelijk te maken, zoals een fietspomp, een bel, een fietslicht, reflectoren, een gereedschapskit voor kleine herstellingen, een fietstas, de accu en lader van een elektrische fiets, enz.
Gewone, sportieve of beschermende kledij van de fietser zelf worden niet als fietstoebehoren aangemerkt en komen derhalve niet in aanmerking voor de aftrek ten belope van 120%.
AFSCHRIJVINGEN
Nummer 64ter/59
Wat de afschrijvingen op de in de nrs. 64ter/48 en 53 bedoelde materiële vaste activa (onroerende goederen en fietsen) betreft, wordt het aftrekbare bedrag, overeenkomstig het bepaalde in art. 64ter, derde lid, WIB 92, per belastbaar tijdperk bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen van dat tijdperk met 20% te verhogen.
Krachtens datzelfde lid moeten de in nr. 64ter/53 bedoelde fietsen worden afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan drie mag bedragen. Dit houdt tevens in dat die fietsen uitgesloten zijn van het in art. 64, WIB 92, bedoelde keuzestelsel van degressieve afschrijvingen.
MEER- EN MINDERWAARDEN
Nummer 64ter/60
Ten einde het voordeel van de verhoogde afschrijvingen met 20% niet teniet te doen bij een latere meer- of minderwaarde op de beoogde onroerende goederen of fietsen, wordt, bij het bepalen van die meer- of minderwaarde, enkel de normale afschrijving op de aanschaffings- of beleggingswaarde in aanmerking genomen (cf. art. 64ter, vijfde lid, WIB 92).