Parlementaire vraag nr. 998 van de heer de Clippele van 29.03.1994

VRAAG 94/998

Vraag nr. 998 van de heer de Clippele dd. 29.03.1994


Bull. nr. 742, blz. 2827

Aanslagbiljet - Verzending van het aanslagbiljet

- Kohier - Uitvoerbaarverklaring

VRAAG

Krachtens artikel 180 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (KB/WIB) wordt aan de belastingplichtigen een belastingbiljet gezonden zodra de kohieren uitvoerbaar zijn verklaard.

1. Wie verklaart de kohieren uitvoerbaar ?
2. Kan voor de uitvoerbaarverklaring delegatie worden verleend ?
3. Indien delegatie kan worden verleend, op welke rechtsgrond kan dat, en hoe wordt de belastingplichtige hiervan ingelicht ?

4. Hoelang mag de periode tussen de datum van uitvoerbaarverklaring en de datum van verzending maximaal zijn ?

5. Kan een periode van verschillende weken nog voldoen aan voormelde wetsbepaling ?

6. Indien op vraag 5 negatief moet worden geantwoord, welke ambtenaar of ambtenaren zijn hiervoor verantwoordelijk op burgerlijk, strafrechtelijk en tuchtrechtelijk gebied ?

ANTWOORD

Het geacht Lid gelieve hierna de antwoorden te vinden op de door hem gestelde vragen.

1. Krachtens artikel 298 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) worden de kohieren uitvoerbaar verklaard door de daartoe aangewezen directeur der belastingen of door de door hem gedelegeerde ambtenaar.

2. Aangezien zulks uitdrukkelijk in de wet is bepaald, kan de directeur bijgevolg rechtsgeldig delegatie verlenen voor het uitvoerbaar verklaren van de kohieren.

3. Voormeld artikel 298, WIB 92 geeft de directeur de mogelijkheid zijn bevoegdheid te delegeren. Noch de wet noch enige reglementaire bepaling legt evenwel de verplichting op om de belastingplichtigen op de hoogte te brengen van de verleende delegaties. De delegatiebeslissingen worden dan ook niet gepubliceerd. De gewestelijke directeurs zenden wel een afschrift van de verleende delegaties aan het hoofdbestuur van de administratie de directe belastingen. De delegatiebeslissingen kunnen in geval van gerechtelijke betwisting worden voorgelegd.

4. De wet bepaalt niet hoelang de periode tussen de datum van uitvoerbaarverklaring en de datum van verzending maximaal mag zijn. Artikel 136 van het Koninklijk Besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), dat voor de coördinatie artikel 180 was van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, legt enkel de verplichting op aan de betrokken belastingschuldigen een aanslagbiljet te verzenden zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard zijn.

De administratie heeft evenwel aan haar bevoegde diensten voorgeschreven de aanslagbiljetten in de regel binnen de acht dagen na de uitvoerbaarverklaring van de kohieren te verzenden. Die termijn kan echter langer worden wanneer de diensten de belastingschuldige moeten treffen op een ander adres dan dat in de aangifte aangegeven (vraag nr. 311 van 31.7.1987, van de heer WAUTHY, Bulletin Vragen en Antwoorden nr. 40, Kamer van Volksvertegenwoordigers, zittijd 1986-87, nr. 40 blz. 3985 - Bulletin der belastingen nr. 671, blz. 737). Ook andere feitelijke omstandigheden kunnen tot gevolg hebben dat de administratieve termijn van acht dagen niet kan worden nageleefd : bijvoorbeeld het overlijden va de belastingplichtige en de onzekerheid over diens erfopvolging, of de verdwijning, de onbekwaamverklaring, de feitelijke scheiding enz. van de belastingplichtige.

5. In voormelde omstandigheden kan een periode van verschillende weken verlopen tussen de uitvoerbaarverklaring van het kohier en de verzending van het aanslagbiljet, zonder dat zulks strijdig is met artikel 136, KB/WIB 92.

Gelet op het antwoord op de vragen 4 en 5, is deze vraag zonder voorwerp.