Parlementaire vraag nr. 2035 van mevrouw Barbara Pas van 19.01.2018

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2018-2019, QRVA 54/176, d.d. 06.12.2018, blz. 299

Afschrijvingen als beroepskost

VRAAG

Artikel 61 WIB 92 verduidelijkt hoe belastingplichtigen afschrijvingen kunnen aftrekken als beroepskost. Uit diverse rechtspraak blijkt echter onduidelijkheid over de interpretatie en toepassing van deze wetsartikelen. In bijzonder wanneer er sprake is van een gemengd gebruikt pand (deels beroepsmatig, deels privé) blijken nogal wat onduidelijkheden te bestaan. Bijgevolg kunnen belastingplichtigen in dezelfde situatie anders behandeld worden, alsmede hebben zij onvoldoende zekerheid over hoe hun afschrijvingen te berekenen en aan te geven.

Nummer 61/63: "De afschrijfbare waarde wordt bepaald in artikel 61 WIB 92, dat stelt dat de afschrijvingen moeten worden berekend op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de afschrijfbare bestanddelen.". Die waarde stemt overeen met de aanschaffingswaarde, de vervaardigingswaarde of de inbrengwaarde.

Verder: "In de aanschaffingswaarde van immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode welke de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat (zie artikel 22bis, koninklijk besluit op de jaarrekening)".

Nummer 61/65 stelt dat de bijkomende aankoopkosten in één of meer boekjaren afzonderlijk kunnen afgeschreven worden.

Nummer 61/67 stelt verder dat ook andere bijkomende kosten in de aanschaffingsprijs moeten worden opgenomen: "De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs ook de bijkomende kosten zoals invoerrechten en andere inklaringskosten, vervoerkosten, niet aftrekbare btw, installatiekosten (bijvoorbeeld kosten van plaatsing, van montage, van aansluiting aan energiebronnen, enz.), kosten van studies, expertise, opmeting, plannen, honoraria van notarissen, architecten, registratie- of andere soortgelijke rechten, enz., zelfs indien die kosten de intrinsieke waarde van die activa niet verhogen".

Nummer 61/96 regelt de materie van de afschrijvingstekorten: "neemt de administratie in een geest van ruim begrip aan dat ontoereikende of niet gedane afschrijvingen (de zogeheten afschrijvingstekorten) worden ingehaald tijdens latere jaren tot en met de volledige recuperatie van de aanschaffings- of beleggingswaarde (zie ook 61/64)".

1. Moet de rente op vreemd vermogen dat gebruikt wordt voor de financiering van vaste activa dezelfde afschrijvingstermijn hanteren als de activa waarvoor deze gebruikt zijn, of is een afschrijvingstermijn naar keuze mogelijk, zoals dit bij de bijkomende kosten het geval is (bijvoorbeeld een onroerend goed, moeten de intercalaire rente mee met het onroerend goed over 33 jaar afgeschreven worden, of kan deze rente op een ritme naar keuze afgeschreven worden)?

2. Moeten de bijkomende aankoopkosten afgeschreven worden vanaf het jaar waarin de aankoop van een onroerend goed plaats vond, of mogen zij (in een afschrijvingsritme naar keuze) afgeschreven worden van het moment het onroerend goed afgeschreven wordt?

3. Verbouwingswerken aan ruimtes die deels (minder dan 50 %) beroepsmatig gebruikt worden, mogen deze afgeschreven worden ten belope van het percentage beroepsmatig gebruik van het ganse pand?

4. Verbouwingswerken die recht geven op energiebesparende aftrek en uitgevoerd zijn vooraleer het onroerend goed gebruiksklaar was of afgeschreven werd, moeten deze volledig, of ten belope van het beroepsmatig gebruik van het onroerend goed, of op enige ander wijze opgenomen worden in de afschrijfbare waarde?

5. Verbouwingen aan ruimtes in het pand die niet beroepsmatig gebruikt worden, moeten deze opgenomen worden in de afschrijfbare waarde als deze gebeurd zijn voordat het onroerend goed beroepsmatig afgeschreven wordt?

6. Welke maatregelen neemt u om te verzekeren dat alle belastingplichtigen op eenzelfde manier behandeld worden door de administratie?

ANTWOORD

De gestelde vragen hebben klaarblijkelijk betrekking op een welbepaald geval. De verstrekte gegevens zijn echter vrij vaag en laten dan ook niet toe om de beoogde situatie ondubbelzinnig vast te stellen, waardoor het niet mogelijk is om concrete en eenduidige antwoorden te verstrekken.

Als u mij echter alle precieze feitelijke en juridische elementen van het beoogde geval of, beter nog, de identiteit van de betrokken belastingplichtige, bezorgt, zal ik het geval laten onderzoeken en u de passende antwoorden meedelen.