Parlementaire vraag nr. 126 van de heer Jan Penris van 22.01.2015
Parlementaire vraag nr. 126 van de heer Jan Penris dd. 22.01.2015
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2014-2015, QRVA 54/016 dd. 16.03.2015, blz. 211
De fiscale kinderaftrek bij gehuwde koppels waarvan een van de partners in het buitenland woont
VRAAG
De Belgische fiscaliteit voorziet dat de kinderrijkdom ook fiscaal beloond wordt. Het was de bedoeling van de wetgever om kinderrijkdom langs fiscale weg mee aan te moedigen. Vandaag brengt de fiscus de fiscale vermindering voor kinderen bij getrouwde koppels steeds op rekening van de meest verdienende partner. Uiteraard is hiermee geen enkel probleem, want alzo wordt een in België werkend koppel met kinderen op de meest interessante fiscale wijze ontlast. Het is evenwel denkbaar, en in de praktijk gebeurt het ook, dat een kinderrijk koppel gehuwd in België, met schoolgaande kinderen in België, een partner heeft die in het buitenland werkt. Uit mijn praktijkervaring weet ik dat dit geen unicum is. In het geval een Belgisch koppel, met in België opgevoede en schoolgaande kinderen, een partner heeft die in het buitenland meer verdient dan de in België verblijvende andere partner, wordt de kinderaftrek steeds ten gunste genomen van de in het buitenland werkende partner. In een aantal landen, onder meer Nederland, wordt geen kinderaftrek verleend aan deze meeverdienende partner. Daardoor gaat het voordeel van de kinderaftrek (en dus ook de beloning van de kinderrijkdom), volledig voor beide partners verloren. 1. Bent u op de hoogte van deze toestanden?
2. Bent u mogelijk bereid om met uw eigen fiscale dienst, wat dit betreft, de nodige afspraken te maken om deze ongewenste situaties recht te zetten?
ANTWOORD
In geval van een gemeenschappelijke aanslag worden de toeslagen op de belastingvrije som - waaronder die voor kinderen ten laste - overeenkomstig artikel 134, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) aangerekend bij de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen. Wanneer deze echtgenoot louter of in hoofdzaak inkomsten heeft die bij verdrag zijn vrijgesteld, wordt het effectieve belastingvoordeel dat uit die toeslagen op de belastingvrije som wordt behaald, beperkt. In zijn arrest nr. C-303/12 van 12 december 2013 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld: "Artikel 49 VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) (vrijheid van vestiging) dient aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de toepassing van een belastingregeling van een lidstaat als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die tot gevolg heeft dat een echtpaar dat in die staat woont en zowel in die staat als in een andere lidstaat inkomsten verwerft, daadwerkelijk een bepaald belastingvoordeel verliest als gevolg van de wijze waarop dit voordeel wordt aangerekend, terwijl dit echtpaar dat voordeel wel zou krijgen indien de echtgenoot met de hoogste inkomsten niet zijn volledig inkomen in een andere lidstaat zou verwerven." In zijn arrest nr. 68/2014 van 24 april 2014 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld: "Artikel 134 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (vrij verkeer van werknemers)." Gelet op de voormelde rechtspraak, past mijn administratie onder bepaalde voorwaarden een bijkomende belastingvermindering toe. Ik verwijs in dit kader naar de circulaires: - nr. Ci.RH.331/575.420 (AOIF 8/2008) van 12 maart 2008; - AAFisc nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/633.468) van 1 juli 2014 en - AAFisc nr. 32/2014 (nr. Ci.RH.331/634.229) van 11 augustus 2014. Mijn administratie werkt momenteel ook een aantal voorstellen uit om artikel 134, WIB 92, in overeenstemming te brengen met de principes inzake het vrij verkeer binnen de Europese Economische Ruimte en het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Deze zullen binnen de regering worden besproken en het uiteindelijke voorstel zal zo snel mogelijk aan het Parlement worden voorgelegd.