Parlementaire vraag nr. 424 van mevrouw Ingrid Claes van 18.02.2010

Parlementaire vraag nr. 424 van mevrouw Ingrid Claes dd. 18.02.2010

Vennootschapsbelasting

Beroepskosten

Aftrekbare beroepskosten

Computer

Afschrijving

Lineaire afschrijving

Degressieve afschrijving

ANTWOORD

Zowel uit boekhoudkundig als uit fiscaal oogpunt zou "software" blijkbaar als een immaterieel actief moeten worden aangemerkt en worden geactiveerd wanneer deze bestemd is om duurzaam voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid te worden gebruikt (cfr. onder meer ook de strenge artikelen 24, eerste lid, 4° en 63 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) . Bij ICT-materialen (pc's, lap- en desktops en handcomputers) vormen soft-, firm- en hardware echter één nauw technisch samenwerkend geheel. Op administratief vlak is het onderscheid tussen die soft-, firm- en hardware dan ook zeer moeilijk te maken en is ook het aankoopbedrag boekhoudkundig veelal niet uit te splitsen wegens gebrek aan nadere specificaties op de facturen en/of op de bestelbons.

In de wetenschap dat het merendeel van de software in de praktijk absoluut geen vijf jaar meegaat, rijzen - niet alleen op fiscaal vlak maar tevens op boekhoudkundig vlak - zowel voor de bedrijven werkzaam in de ICT-sector als voor alle andere firma's onder meer de volgende algemene vragen:

1. In welke gemiddelde procentuele mate en/of op welke pragmatische wijze dient de aanschaffingsprijs van alle computermaterialen en ICT-producten boekhoudkundig of in de jaarrekening (fictief) te worden uitgesplitst in afschrijfbare soft-, firm- en hardware?

2. Welke aanneembare lineaire en/of vaste afschrijvingspercentages worden er door de belastingadministraties en door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen thans algemeen aanbevolen voor:

a) geactiveerde software of programmatuur (computerprogramma's, bibliotheken en bijhorende data die niet aanwezig zijn bij het starten van een computer, maar achteraf worden geladen);

b) computer hardware (dit wil zeggen: interne componenten en randapparatuur);

c) firmware (ingebedde software)?

3. a) Kan software en firmware zowel boekhoudkundig als fiscaal "degressief" worden afgeschreven, hetgeen overigens ook volledig zou stroken met de huidige werkelijke economische waardeverminderingen in de zin van artikel 61, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992?

b) Zo neen, waarom telkens niet (meer)?

c) Hoe wordt een verschil tussen het boekhoudrecht en het fiscaal recht eventueel in rechteen/of in feite uitgelegd?

4. a) Kunnen op hardware, software en op firmware van meet af aan ook andere vormen van (versnelde) afschrijvingen of van uitzonderlijke waardeverminderingen worden toegepast?

b) Zo ja, op grond van welke wettelijke of reglementaire beschikkingen?

c) Zo neen, waarom niet?

5. Kunt u punt per punt uw huidige algemene zienswijze meegeven niet alleen zowel op het vlak van de personenbelasting als op het vlak van de vennootschapsbelasting, maar tevens op boekhoudkundig vlak?

ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)

Wat de boekhoudkundige aspecten betreft ben ik zo vrij het geachte lid te verwijzen naar mijn collega voor Ondernemen en Vereenvoudigen.

Voor het overige kan ik slechts meedelen dat op fiscaal vlak geen strikte regels bestaan inzake de afschrijvingsduur van ICT-materiaal. Ik kan dan ook slechts herhalen dat overeenkomstig artikel 61, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) deze afschrijvingen moeten overeenstemmen met een waardevermindering die zich werkelijk tijdens het belastbaar tijdperk heeft voorgedaan. Bij het vaststellen van de afschrijvingsannuïteit moet dan ook steeds rekening worden gehouden met een gebruiksduur die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert en zo nodig wordt deze vastgesteld in overleg met de plaatselijke taxatieambtenaar.

Wat evenwel de immateriële vaste activa betreft, stelt artikel 63, WIB 92 uitdrukkelijk dat, met uitzondering van de investeringen in audiovisuele werken, deze moeten worden afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan drie mag bedragen wanneer het investeringen in onderzoek en ontwikkeling betreft, en niet minder dan vijf in de andere gevallen. In de huidige stand van de wetgeving kunnen de als immateriële vaste activa geboekte software die niet als investeringen in audiovisuele werken of investeringen in onderzoek en ontwikkeling kunnen worden aangemerkt, dan ook slechts lineair en over minstens vijf jaar worden afgeschreven. Uitzonderlijke afschrijvingen op deze immateriële vaste activa zijn derhalve fiscaal geen aftrekbare beroepskosten en moeten als afschrijvingsexcedent onder de belastbare grondslag worden opgenomen in de mate dat ze de normale vaste afschrijvingsannuïteiten overschrijden.