Parlementaire vraag nr. 15 van mevrouw Veerle Wouters van 22.10.2014
Parlementaire vraag nr. 15 van mevrouw Veerle Wouters dd. 22.10.2014
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2014-2015, QRVA 54/029 dd. 15.06.2015, blz. 79
Aftrek van autokosten. – Bedrijfswagens
VRAAG (van mevrouw Wouters)
In antwoord op de parlementaire vragen nrs. 138 en 818 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2013-2014, nr. 53-158, 178 en nr. 53-159, 309) blijkt de vorige minister van Financiën, de heer Koen Geens, zijn administratie te volgen waardoor: 1° retroactief vanaf 1 januari 2012 de kosten van bedrijfswagens die als verworpen uitgaven worden aangemerkt, niet langer mogen worden verminderd met het voordeel van alle aard met betrekking tot het privégebruik van een bedrijfswagen; 2° de aftrekbeperking voor de integrale autokosten geldt (art. 66, § 1; art. 198bis WIB92) wanneer de persoonlijke bijdrage voor het privégebruik van de bedrijfswagen betaald door een werknemer of bedrijfsleider even groot is als het voordeel van alle aard en er in feite dus geen voordeel belast wordt in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider. In een reactie op mijn persbericht van 23 mei 2014 (De Tijd online, 23 mei 2014) heeft hij de fiscus opgedragen om van die maatregel af te zien en alles bij het oude te laten. Ondanks de circulaire van AAFisc nr. 30/2014 (nr. Ci.RH.243/633.725) van 15 juli 2014 heerst er nog onduidelijkheid onder fiscalisten of zijn reactie ook slaat op het tweede deel van het antwoord.
1. Waarom wordt in het tweede deel van het antwoord op aangehaalde parlementaire vragen de evolutie in de rechtspraak niet gevolgd?
2. Wanneer een werknemer of een bedrijfsleider een persoonlijke bijdrage betaalt die even groot of hoger is als het voordeel van alle aard, mag het bedrag van het voordeel nog worden afgetrokken van de autokosten die worden aangemerkt als verworpen uitgaven: a) voor de periode vóór 2012; b) voor de periode vanaf 2012?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
De artikelen 66, § 1, en 198bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bepalen het aftrekpercentage van de in die bepalingen bedoelde autokosten. Om dubbele belasting te vermijden is bij wijze van administratieve tolerantie inzonderheid beslist dat wanneer een onderneming een auto ter beschikking stelt van een werknemer of bedrijfsleider, de in die bepalingen voorziene aftrekbeperkingen niet moeten worden toegepast op het gedeelte van de autokosten dat: - hetzij betrekking heeft op het privégebruik van de auto door de werknemer of bedrijfsleider indien het overeenstemmende voordeel van alle aard voor hem een belastbaar bestanddeel vormt (zie nrs. 66/41 en 195/109 en 110 van de administratieve commentaar op het WIB 92, en nr. 7 van de circulaire Ci.RH.243/633.725 van 15.07.2014); - hetzij overeenstemt met het bedrag van dat voordeel van alle aard dat bij de werknemer of bedrijfsleider belastbaar is (zie antwoord op de parlementaire vraag nr. 1160 van 20 februari 2001 - Vragen en Antwoorden, Senaat, 2002-2003, nr. 2-68, blz. 3796 - en nrs. 4 en 5 van bovenvermelde circulaire). Die administratieve tolerantie vindt zijn verantwoording in het feit dat de administratie het desbetreffende gedeelte van de autokosten in de bovenvermelde omstandigheden niet beschouwt als (beperkt aftrekbare) autokosten, maar als (volledig aftrekbare) loonkosten. Als de onderneming de werknemer of bedrijfsleider voor het privégebruik van die auto een bijdrage aanrekent die evenveel of meer bedraagt dan het bedrag van bovenbedoeld voordeel van alle aard, is er bij de werknemer of bedrijfsleider geen voordeel van alle aard belastbaar en kan het desbetreffende gedeelte van de autokosten niet als (volledig aftrekbare) loonkosten worden beschouwd, maar behoudt het zijn kwalificatie als autokosten en moet het bijgevolg aan de wettelijke aftrekbeperking worden onderworpen. De bijdrage die de onderneming de werknemer of bedrijfsleder voor het privégebruik van de auto aanrekent, is belastbaar als winst van de onderneming. Geen enkele wettelijke bepaling laat toe die winst tot de in art. 66, § 1, of 198bis, WIB 92, bedoelde percentages terug te brengen, ook niet onrechtstreeks (door die bijdrage in mindering te brengen van de autokosten vóór de aftrekbeperking erop wordt toegepast). In zijn arrest van 24 november 2009 heeft het Hof van Beroep te Antwerpen zich bij die interpretatie aangesloten, terwijl hetzelfde hof die interpretatie vervolgens heeft tegengesproken in zijn arrest van 17 mei 2011. Tegen dat laatste arrest heeft de administratie een voorziening in cassatie ingesteld, waarover het Hof van Cassatie zich op 10 oktober 2014 heeft uitgesproken. In dat cassatiearrest heeft het Hof zich evenwel beperkt tot het verwerpen van de aangevoerde cassatiemiddelen, zonder zich over de legaliteit van bovenvermelde interpretatie uit te spreken. In die omstandigheden blijft die interpretatie tot nader order van toepassing, zowel voor de kosten gemaakt vóór als vanaf 1 januari 2012.