Parlementaire vraag nr. 174 van de heer Christian Leysen van 24.01.2020

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2019-2020, QRVA 55/013, d.d. 10.03.2020, blz. 177

Belastbaarheid baten na hervorming wetboek van vennootschappen en verenigingen

VRAAG

Prestaties die aanleiding geven tot belastbare beroepsinkomsten worden in de huidige stand van de wetgeving verschillend belast naargelang deze prestaties belastbaar zijn als winsten dan wel als baten. Artikel 24 WIB 92 definieert wat moet worden begrepen onder winsten, artikel 27 WIB 92 definieert de baten.

In haar fiscale commentaar licht de administratie in nummer Com.IB 92 nr. 27/3 toe dat het woord ontvangsten in artikel 27, tweede lid, 1° WIB92, toelaat te beslissen dat een vordering of een recht op honorarium niet als baat van een vrij beroep enz. kan worden beschouwd. Want de belastbaarheid ontstaat pas bij de inning van die vordering of bij de uitbetaling van het verschuldigde honorarium.

Daarnaast luidt Com.IB 92 nr. 27/13 als volgt: "De belastbaarheid van de meerwaarden op activa ontstaat op de datum waarop die activa worden verwezenlijkt. Er is een verwezenlijking of realisatie bij elke rechtshandeling waarbij één of meer activa het bedrijfspatrimonium van de belastingplichtige verlaten en door een tegenwaarde worden vervangen".

Wanneer de beroepsbeoefenaar van een vrij beroep een boekhouding voert, al dan niet volgens de regels van het dubbel boekhouden, worden de baten die uit deze boekhouding blijken, geacht te zijn verkregen op de datum van het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Deze datum bepaalt aan welk belastbaar tijdperk de inkomsten die uit deze boekhouding blijken, moeten worden toegerekend. Op grond van wat te lezen staat in de nummers 360/61 tot 360/64 van Com.IB 92 bestaat of bestond er geen twijfel over de zienswijze hieromtrent en de toepassing hiervan door de administratie.

In antwoord op de parlementaire vraag nummer 122 van 24 september 1979 gesteld door de heer Coppieters werd destijds bevestigd dat het voorgaande niet belet dat beoefenaars van een vrij beroep een boekhouding voeren volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden. In het antwoord werd daarbij wel gesteld dat deze beoefenaars van een vrij beroep er hierbij moeten voor zorgen dat zij bij het opstellen van hun aangifte voor de personenbelasting, een resultaat aangeven waaruit de niet-geïnde schuldvorderingen bij het begin en aan het einde van het belastbare tijdperk geweerd zijn, zodanig dat de uitkomst van de ontvangsten overeenstemt met die welke wordt bekomen volgens de fiscaal voorgeschreven boekhouding.

Kunt u bevestigen dat in de huidige stand van de fiscale bepalingen de hiervoor beschreven wijze van belastingheffing in de personenbelasting van een beoefenaar van een vrij beroep niet werd gewijzigd doordat de beoefenaars van een vrij beroep voortaan ook worden aangemerkt als een boekhoudplichtige onderneming (artikel III.82, § 1, eerste lid, 1° van het wetboek van economisch recht)? Met andere woorden, dat de niet-geïnde schuldvorderingen die begrepen zijn in het boekhoudkundig resultaat van het boekjaar, in de personenbelasting uit het fiscaal belastbaar resultaat moeten worden geweerd.

ANTWOORD

Het antwoord dat de toenmalige minister van Financiën inzake inkomstenbelastingen heeft verstrekt op punten 1 en 2 van de parlementaire vraag nr. 122 van 24 september 1979 van de heer Coppieters, is nog steeds actueel.

Dat betekent dat beoefenaars van een vrij beroep die aan de personenbelasting zijn onderworpen, er nog altijd moeten voor zorgen dat zij, bij het opstellen van hun aangifte in de personenbelasting, een resultaat aangeven waaruit de niet-geïnde schuldvorderingen bij het begin en aan het einde van het belastbare tijdperk zijn geweerd.

Het spreekt vanzelf dat dit antwoord niet geldt voor beoefenaars van een vrij beroep die aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen.