Parlementaire vraag nr. 55026312C van de heer Daniel Senesael van 23.03.2022

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 737 d.d. 23.03.2022, blz. 56

De belastingbepalingen voor Franse ambtenaren met de dubbele nationaliteit die in België wonen

VRAAG (van de heer Senesael)

De fiscaliteit van de Frans-Belgische bipatriden die in België wonen en in Frankrijk werken is geregeld bij een Frans-Belgische overeenkomst van 10 maart 1964. Artikel 10, § 1, bepaalt dat de "de bezoldigingen in de vorm van salarissen, lonen, wedden, soldijen en pensioenen toegekend door een van de verdragsluitende Staten (…) uitsluitend in die Staat belastbaar zijn". In november 2020 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de FOD de Frans-Belgische inwoners op grond van dat dubbelbelastingverdrag kon verzoeken een tweede keer inkomstenbelasting te betalen en met terugwerkende kracht. Mijnheer de minister, wat vindt u van die nieuwe interpretatie van het voormelde dubbelbelastingverdrag? Welke verplichtingen hebben de Franse ambtenaren met de dubbele nationaliteit die in België wonen? Hebt u deze kwestie kunnen bespreken met uw Franse ambtgenoot? Wat zijn uw beleidsintenties voor de grensoverschrijdende fiscaliteit, meer bepaald in het licht van het nieuwe dubbelbelastingverdrag dat vanaf 2023 van kracht wordt?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Overeenkomstig artikel 10, § 1, van de overeenkomst in kwestie wordt het recht om de overheidsbezoldigingen te belasten toegekend aan de bronstaat. Dat artikel is niet van toepassing wanneer de bezoldigingen betaald worden aan inwoners van de andere Staat die de nationaliteit van die Staat hebben. De bevoegde Belgische en Franse autoriteiten zijn overeengekomen om in dat geval het recht om belasting te heffen op de desbetreffende bezoldigingen toe te kennen aan de Staat waar de begunstigde woont, voor zover de begunstigde de nationaliteit van die Staat heeft, maar niet tezelfdertijd de nationaliteit heeft van de Staat die de bezoldigingen betaalt. In zijn arrest van 17 september 2020 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat door te eisen dat een ingezetene en onderdaan van een staat niet tegelijkertijd een onderdaan kan zijn van de staat die de vergoedingen toekent, het akkoord een voorwaarde toegevoegd heeft waarin artikel 10, § 3, niet voorziet. Daardoor wijken de bevoegde Belgische en Franse autoriteiten af van de bepalingen van de overeenkomst, waardoor het akkoord geen bindende kracht heeft. Als gevolg daarvan zijn de Franse ambtenaren die in België wonen, voortaan in België belastbaar zodra ze de Belgische nationaliteit hebben. De fiscale verplichtingen van de Franse ambtenaren die in België wonen en de dubbele FransBelgische nationaliteit bezitten, zijn identiek aan die van iedere andere Belgische fiscaal ingezetene. Dit houdt ook de verplichting in om hun wereldinkomen aan te geven. Mijn administratie heeft gesprekken gevoerd met haar Franse tegenhanger om een dubbele belastingheffing te voorkomen. De nieuwe overeenkomst regelt de kwestie en herstelt de situatie zoals die bestond vóór het arrest van het Hof van Cassatie. Aangezien de datum van inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst afhangt van de goedkeuring door de parlementaire assemblees in België en Frankrijk, is er geen garantie dat ze van toepassing zal zijn op de vanaf 2023 ontvangen inkomsten.