Artikel 178/1, WIB 92
Art. 178/1, § 1, eerste lid, is van toepassing vanaf 01.09.2021 (art. 18 en 20, W 25.11.2021 - B.S. 03.12.2021; Numac: 2021033910)
§ 1. De belastingverminderingen als vermeld in de artikelen 145^1 tot 145^16, 145^24, 145^26 tot 145^28, 145^32 tot 145^35, 145^48 tot 145^50 en 154bis, worden aangerekend op de gereduceerde belasting Staat met betrekking tot de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomsten en op de belasting met betrekking tot de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3°, en 90, eerste lid, 6° en 9°, vermelde inkomsten en de meerwaarden op roerende waarden en titels die belastbaar zijn op grond van artikel 90, eerste lid, 1°, wanneer deze overeenkomstig artikel 130 worden belast.
De in het eerste lid vermelde belastingverminderingen die niet kunnen worden aangerekend op de aldaar vermelde belasting, worden aangerekend op de gewestelijke personenbelasting met betrekking tot de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomsten.
§ 2. De belastingverminderingen en kortingen worden aangerekend op de belasting met betrekking tot elke inkomenscategorie, in verhouding tot de belasting die op elk van die categorieën betrekking heeft.
De belastingverminderingen worden aangerekend in de hierna vermelde volgorde:
1° eerst worden de belastingverminderingen aangerekend die niet in een belastingkrediet kunnen worden omgezet en geen aanleiding kunnen geven tot een latere belastingheffing en dit in de volgorde waarin ze in dit Wetboek zijn opgenomen;
2° vervolgens worden de belastingverminderingen aangerekend die niet in een belastingkrediet kunnen worden omgezet maar wel aanleiding kunnen geven tot een latere belastingheffing en dit in de volgorde waarin ze in dit Wetboek zijn opgenomen;
3° tenslotte worden de belastingverminderingen aangerekend die in een belastingkrediet kunnen worden omgezet.