Artikel 508, WIB 92
Art. 508, eerste lid, is van toepassing vanaf 16.05.2016 (art. 37, W 27.04.2016 - B.S. 06.05.2016; Numac: 2016003144)
De pensioenen, renten, kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten die geheel of ten dele gevestigd zijn door middel van stortingen als bedoeld in artikel 30bis, 3°, van de wetten betreffende de inkomstenbelastingen, gecoördineerd op 15 januari 1948, zoals dit bestond vóór het werd opgeheven door de wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen, zullen van belasting vrijgesteld zijn wanneer de belastingplichtige, wegens de in artikel 169 bepaalde wijze van aanslag, schriftelijk vóór de aanslag aan de bevoegde ambtenaar van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen heeft te kennen gegeven dat hij met ingang van het aanslagjaar 1964 afziet van de vrijstelling van die stortingen.
Zulks geldt eveneens in de gevallen waarin de nieuwe voorwaarde, waaraan de vrijstelling verbonden is krachtens artikel 82, 1°, c, zoals het bestond alvorens door artikel 80 van de wet van 28 december 1992 te zijn opgeheven, verhindert dat de stortingen op lopende contracten verder vrijstelling genieten.
De vrijstelling blijft nochtans behouden voor de stortingen op lopende contracten van een duur van minder dan tien jaar die vóór 1 januari 1964 zijn aangepast aan de nieuwe voorwaarde van artikel 82, 1°, c, zoals het bestond alvorens door artikel 80 van de wet van 28 december 1992 te zijn opgeheven.