Commentaar van art. 181, WIB 92
Art. 181, WIB 92
181/0 | |
181/1 | |
181/2-6 | |
181/2 | |
181/3 | |
181/4-6 | |
181/7-13 | |
181/7 | |
181/8 | |
181/9-13 | |
181/14-16 | |
181/14 | |
181/15 | |
C. Diensten voor thuisverpleging en rusthuizen voor bejaarden | 181/16 |
Nummer 181/0
Art. 181. - Aan de vennootschapsbelasting zijn ook niet onderworpen, verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en :
1° uitsluitend of hoofdzakelijk het bestuderen, het beschermen en het bevorderen van de professionele of interprofessionele belangen van hun leden tot doel hebben;
2° het verlengstuk of de emanatie zijn van rechtspersonen als vermeld onder 1°, wanneer ze uitsluitend of hoofdzakelijk tot doel hebben het vervullen, in naam en voor rekening van hun aangeslotenen, van alle of van een deel van de verplichtingen of formaliteiten die aan die aangeslotenen zijn opgelegd wegens het feit dat zij personeel tewerkstellen of ter uitvoering van de fiscale of sociale wetgeving, of het helpen van hun aangeslotenen bij het vervullen van die verplichtingen of formaliteiten;
3° ter uitvoering van de sociale wetgeving belast zijn met het innen, centraliseren, kapitaliseren en verdelen van de fondsen bestemd voor de toekenning van de voordelen bepaald in die wetgeving;
4° uitsluitend of hoofdzakelijk het verstrekken of het steunen van onderwijs tot doel hebben;
5° uitsluitend of hoofdzakelijk het organiseren van handelsbeurzen of tentoonstellingen tot doel hebben;
6° door de bevoegde organen van de Gemeenschappen als dienst voor gezins- en bejaardenhulp zijn erkend;
7° erkend zijn voor de toepassing van artikel 104, eerste lid, 3°, b, d, e en h, en 4°, of erkend zouden zijn indien ze daartoe een aanvraag indienden of omdat ze aan alle voorwaarden voldoen waaraan de erkenning is onderworpen behoudens die welke erin bestaat de bedrijvigheid op nationaal vlak te ontwikkelen of een invloedssfeer te hebben die één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijkt, naar het geval.
Nummer 181/1
Art. 181, WIB 92, somt bepaalde "bevoorrechte" gebieden op waarbinnen VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven, uitsluitend of hoofdzakelijk een onderneming mogen exploiteren of zich mogen bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard zonder daarom aan de Ven.B onderworpen te zijn.
Dergelijke VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerken nastreven, en die uitsluitend of hoofdzakelijk op deze bevoorrechte gebieden werkzaam zijn, worden bijgevolg "voorwaardelijk" uit de Ven.B gesloten.
Die gebieden worden hierna nader omschreven naar gelang van de groep waartoe ze behoren.
III. VZW EN ANDERE RECHTSPERSONEN DIE GEEN WINSTOOGMERK NASTREVEN, ALS BEDOELD IN ART. 181, 1°, 2°, 4° EN 5°, WIB 92
A. BEDOELDE VERENIGINGEN EN ANDERE RECHTSPERSONEN
Nummer 181/2
Beoogd zijn:
1° in art. 181, 1°, WIB 92 : de werkelijke "beroepsverenigingen", alsmede ermee gelijkgestelde beroepsgroeperingen en interprofessionele groeperingen (zie inzonderheid 181/14); daartoe mag ook worden gerekend iedere vereniging die de beroepsbelangen van haar leden behartigt, ook wanneer die beroepsbelangen gelegen zijn in de sector van een niet-winstgevende bezigheid ("beroep" moet dan hier worden begrepen als het regelmatig uitoefenen van een werkzaamheid, ook al gaat het om een niet-winstgevende werkzaamheid);
2° in art. 181, 2°, WIB 92 : de verschillende verenigingen die, wegens een organieke of statutaire band, het "verlengstuk" of de "emanatie" van de sub 1° bedoelde beroepsorganisaties uitmaken en, inzonderheid :
- de sociale werkgeverssecretariaten erkend door het Ministerie van Sociale Voorzorg (zie "Handboek van de Periodieke Werkzaamheden", deel IV, Titel II, bijlage I);
- de aan verscheidene bedrijven gemeenschappelijke diensten die door hun aangeslotenen werden belast met het vervullen van de aan die aangeslotenen opgelegde verplichtingen op het stuk van de arbeidshygiëne, de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, dit ter uitvoering van de reglementering op de arbeidsbescherming;
- de professionele of interprofessionele secretariaten voor bijstand op boekhoudkundig, sociaal of fiscaal gebied;
3° in art. 181, 4°, WIB 92 : de inrichtende machten van inzonderheid het niet-officieel onderwijs en de ouderverenigingen, de verenigingen van oud-leerlingen, de vriendenkringen, enz., van de diverse onderwijsnetten, alsmede :
- alle niet-commerciële onderwijsinrichtingen met inbegrip van externaten, half- of volledige internaten, kleutertuinen, peutertuinen, alsook de neveninstellingen zoals de PMS-centra, de centra voor beroepsoriëntering en medisch schooltoezicht;
- alle verenigingen die door middel van subsidies, giften, toelagen of gehele of gedeeltelijke kosteloze terbeschikkingstelling van gebouwen of materieel een daadwerkelijke steun verlenen aan het onderwijs;
4° in art. 181, 5°, WIB 92 : de VZW "Internationale jaarbeurs van Gent", "Internationale jaarbeurs van Brussel", en andere soortgelijke verenigingen, evenals de verenigingen die uitsluitend of hoofdzakelijk tentoonstellingen van culturele of religieuze aard organiseren.
Nummer 181/3
Voor die VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven wordt, om niet aan de Ven.B onderworpen te zijn, als voorwaarde gesteld dat de exploitatie van de onderneming of de verrichtingen van winstgevende aard uitsluitend of hoofdzakelijk worden uitgeoefend in één of meer van de bevoorrechte gebieden die in 181/2 zijn opgesomd.
Wanneer dergelijke VZW of andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven één of meer bevoorrechte werkzaamheden combineren met een niet-winstgevende werkzaamheid die van een zuiver filantropische, caritatieve, spirituele, religieuze, of culturele aard is, zijn ze evenmin aan de Ven.B onderworpen.
Nummer 181/4
Om uit te maken of de in 181/3 besproken voorwaarde - welke jaarlijks moet worden nagegaan - vervuld is, moet in de praktijk een inkomstenvergelijking worden gemaakt, d.w.z. dat rekening moet worden gehouden met de verhouding die er voor het betrokken boekjaar bestaat tussen :
1° eensdeels, het totaal van de ontvangen bijdragen, giften en subsidies, de brutowinsten en -baten uit de verrichtingen van winstgevende aard gedaan in het kader van het maatschappelijke doel van de hier beoogde VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven, zomede de opbrengsten van de belegde maatschappelijke gelden en met inbegrip van de wedden, lonen, pensioenen, vergoedingen, enz., die door de leden van die rechtspersoon zijn verkregen en die door hen aan die rechtspersoon zijn afgestaan en dit niettegenstaande de inkomsten niet belastbaar zijn indien de betrokken rechtspersoon aan de Ven.B zou worden onderworpen (zie commentaar op art. 183, WIB 92);
2° anderdeels, de brutowinsten en -baten uit de exploitatie van de onderneming of uit winstgevende verrichtingen, die buiten het kader van het maatschappelijke doel vallen.
Nummer 181/5
Zodra blijkt dat het overgrote deel van de brutobestaansmiddelen van de betrokken VZW (of andere rechtspersoon die geen winstoogmerk nastreeft) voortkomt van de sub 2° hiervoor bedoelde winstgevende verrichtingen, is de Ven.B van toepassing.
Nummer 181/6
Bij de beoordeling van de gestelde voorwaarde moet b.v. voor de beroepsverenigingen of interprofessionele of paraprofessionele verenigingen worden beschouwd dat de privatieve diensten die ze voor hun leden of aangeslotenen verrichten, onder hun maatschappelijk doel vallen, voor zover die diensten de beroepsbelangen betreffen van degenen die het genot ervan hebben. De brutowinsten of -baten die de dienstverlenende verenigingen uit dergelijke diensten behalen, worden bijgevolg met "bijdragen" gelijkgesteld in zover hun bedrag, voor degene in wiens voordeel de diensten worden verstrekt, een beroepskost is die aftrekbaar is van zijn eigen brutowinsten of -baten.
IV. VZW EN ANDERE RECHTSPERSONEN DIE GEEN WINSTOOGMERK NASTREVEN, ALS BEDOELD IN ART. 181, 3°, 6° en 7°, WIB 92
A. BEDOELDE VERENIGINGEN EN ANDERE RECHTSPERSONEN
Nummer 181/7
Het betreft hier de VZW en de andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven :
1° die ter uitvoering van de sociale wetgeving belast zijn met het innen, centraliseren, kapitaliseren en verdelen van de fondsen bestemd voor de toekenning van in die wetgeving bepaalde voordelen, met name de sociale verzekeringskassen die door de professionele of interprofessionele verenigingen zijn opgericht;
2° die door de bevoegde organen van de Gemeenschappen zijn erkend als "dienst voor gezins- en bejaardenhulp", met inbegrip van de verzorging ten huize, al of niet met verpleging (zie evenwel ook 181/16);
3° die op grond van art. 104, 1e lid, 3°, b, d, e en h en4°, WIB 92, erkend zijn om belastingvrije giften te ontvangen, d.w.z., onder voorbehoud van erkenning, de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, voor culturele aangelegenheden, voor hulpverlening aan misdeelden (oorlogsslachtoffers, minder-validen, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen) of aan ontwikkelingslanden (zie 104/66 tot 104/69 en 104/77 tot 104/81), zomede de als dusdanig erkende beschutte werkplaatsen (zie 104/64, 10°);
4° die een zelfde werkzaamheid uitoefenen als de instellingen die in 3° hierboven vermeld zijn maar wegens bepaalde redenen (zie 181/9 hierna) niet zijn erkend.
B. ERKENDE VERENIGINGEN EN ANDERE RECHTSPERSONEN
Nummer 181/8
De in 181/7, 1° tot 3° bedoelde VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven kunnen, zonder dat zich daartoe bijzondere problemen zullen stellen, uit het toepassingsgebied van de Ven.B worden gesloten, aangezien de erkenning die ze hebben verkregen impliceert dat ze aan de gestelde vereisten - waaronder de ontstentenis van winstoogmerk - voldoen, zodat die erkenning op zichzelf voldoende is om niet aan de Ven.B te worden onderworpen.
C. NIET ERKENDE VERENIGINGEN EN ANDERE RECHTSPERSONEN
Nummer 181/9
Wat de in 181/7, 4°, hierboven bedoelde VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven betreft, is, opdat ze uit het toepassingsgebied van de Ven.B zouden kunnen worden gesloten, evenwel vereist dat de niet-erkenning op grond van art. 104, 1e lid, 3°, b, d, een h en 4°, WIB 92, enkel te wijten is :
1° hetzij aan het niet-indienen van een aanvraag om erkenning, niettegenstaande de betrokken instellingen voor erkenning in aanmerking kwamen;
2° hetzij aan het niet-voldoen aan de voorwaarde dat hun werkzaamheden :
- nationaal moeten zijn voor instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, voor hulpverlening aan misdeelden of aan ontwikkelingslanden (zie 104/80);
- het gehele land moeten bestrijken of op één van de Gemeenschappen betrekking moeten hebben wanneer het culturele instellingen betreft (zie 104/69).
Nummer 181/10
De toestand van die niet erkende instellingen moet bijgevolg geval per geval worden onderzocht, net alsof ze, hetzij een eerste, hetzij een nieuwe aanvraag om erkenning zouden hebben ingediend. Aan een dergelijk onderzoek moeten eveneens worden onderworpen, de diensten voor bejaardenhulp en de beschutte werkplaatsen die van de ter zake bevoegde departementen niet de vereiste erkenning hebben verkregen.
Nummer 181/11
In de in 181/10 bedoelde gevallen moet als volgt worden gehandeld :
1° indien de bij de ingediende aangifte gevoegde rekeningen geen uitsluitsel brengen, moeten de betrokken instellingen verzocht worden alle nuttige gegevens te verstrekken om, op de wijze voorgeschreven in 104/82 tot 104/95 te kunnen nagaan of ze al dan niet aan de voorwaarden voldoen waarvan sprake is in 104/69 (voor culturele instellingen, waartoe o.m. behoren de socio-culturele instellingen, de instellingen voor sociaal toerisme erkend door de bevoegde organen van de Gemeenschappen, de tehuizen voor werknemersvakanties, de vakantiecentra en de erkende en gesubsidieerde kampeerterreinen), of in 104/80 (voor instellingen die zich bezighouden met wetenschappelijk onderzoek, instellingen voor bijstand aan misdeelden en instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden);
2° bij ernstige twijfel of in geval van betwisting nopens de vraag of een instelling al dan niet haar werkzaamheden uitoefent in de bedoelde bevoorrechte gebieden en aan de gestelde voorwaarden voldoet, dient het dossier aan het Hoofdbestuur (directie II/1) te worden voorgelegd;
3° benevens het onderzoek nopens de aard van de uitgeoefende werkzaamheden, moet inzonderheid worden nagegaan :
- of de vereniging geen winst nastreeft, noch voor zichzelf, noch voor haar leden als zodanig;
- of haar wetenschappelijke, hulpverlenende of culturele werkzaamheden zich uitsluitend tot die sectoren beperken;
- of ze, indien het culturele instellingen betreft, door de Staat of door één van de Gemeenschappen, worden gesubsidieerd;
4° er rekening mee houden dat het feit dat de in art. 181, 7°, WIB 92, bedoelde instellingen louter op lokaal of gewestelijk vlak werkzaam zijn, niet voldoende is om ze aan de Ven.B te onderwerpen.
Nummer 181/12
Er moet immers niet voldaan zijn aan volgende voorwaarden die inzake belastingvrije giften zijn gesteld :
1° dat de culturele instellingen een werkzaamheid moeten uitoefenen die het gehele land bestrijkt of op één van de Gemeenschappen betrekking heeft;
2° dat de instellingen die zich inlaten met wetenschappelijk onderzoek, met hulp aan misdeelden of met hulp aan ontwikkelingslanden, een werkzaamheid moeten uitoefenen die nationaal is.
Nummer 181/13
In verband met als wetenschappelijke instellingen aan te merken VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven, wordt erop gewezen dat daarmee bedoeld zijn, instellingen die uitsluitend het wetenschappelijke onderzoek als werkzaamheid hebben, met dien verstande dat die werkzaamheid kan bestaan uit onderzoek als dusdanig of uit de verspreiding van de resultaten ervan in de één of andere vorm. Om niet aan de Ven.B onderworpen te zijn, wordt evenwel voor instellingen die uitsluitend de verspreiding van de resultaten van het wetenschappelijke onderzoek als werkzaamheid hebben, als voorwaarde gesteld dat ze statutair of organiek verbonden moeten zijn aan instellingen voor eigenlijk wetenschappelijk onderzoek.
A. BEROEPSVERENIGINGEN EN BONDEN VAN BEROEPSVERENIGINGEN
Nummer 181/14
Deze verenigingen bezitten rechtspersoonlijkheid krachtens de art. 1 en 18, W 31.3.1898.
Art. 2 van die wet bepaalt voornamelijk dat :
1° een beroepsvereniging uitsluitend is opgericht voor het bestuderen, het beschermen en het bevorderen van de beroepsbelangen van haar leden;
2° zij zelf geen beroep of ambacht mag uitoefenen, maar wel :
- overeenkomsten mag sluiten ten behoeve van haar inrichtingen voor beroepsonderwijs;
- voor haar leden grondstoffen, vee, machines, werktuigen en dergelijke voorwerpen mag kopen, en de voortbrengselen van hun beroep of ambacht mag verkopen;
- aan haar leden machines, werktuigen en dergelijke voorwerpen in gebruik mag geven bij wijze van verhuring of anderszins;
- aan haar leden fabrieks- of handelsmerken mag laten gebruiken, mits die verrichtingen te haren voordele geen winst afwerpen.
Die verenigingen zijn bedoeld in art. 181, 1°, WIB 92 (zie 181/2) en zijn bijgevolg aan de RPB onderworpen indien de voorwaarden vervuld zijn waarvan sprake is in 181/3 tot 5.
Beroepsverenigingen die de vorm van een Belgische handelsvennootschap hebben aangenomen zijn eveneens aan de RPB onderworpen indien blijkt dat ze geen onderneming exploiteren of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard, wat b.v. het geval zal zijn indien ze zich beperken tot het bestuderen, het beschermen en het bevorderen van de beroepsbelangen van hun leden.
B. INRICHTINGEN VOOR GEZONDHEIDSZORG
Nummer 181/15
Na onderzoek van het probleem en om geen distorsies te doen ontstaan met andere instellingen die hulp verlenen aan misdeelden, mag er worden van uitgegaan dat in beginsel niet aan de Ven.B onderworpen zijn :
1° de VZW en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en die onder de toepassing vallen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7.8.1987.
Het gaat hier met name om de instellingen voor gezondheidszorg waarin op ieder ogenblik geëigende medisch-specialistische onderzoeken en/of behandelingen in het domein van de geneeskunde, de heelkunde en eventueel de verloskunde in pluridisciplinair verband kunnen verstrekt worden, binnen het nodige aangepaste medisch, medisch-technisch, verpleegkundig, paramedisch en logistiek kader, aan personen die er worden opgenomen en er kunnen verblijven, omdat hun gezondheidstoestand dit geheel van zorgen vereist om op een zo kort mogelijke tijd de ziekte te bestrijden of te verlichten, de gezondheidstoestand te herstellen, te verbeteren of de letsels te stabiliseren (zie art. 2, van voormelde wet).
2° de andere inrichtingen voor gezondheidszorg (zoals poliklinieken, enz.), tenzij zou worden vastgesteld dat ze werkelijk winst nastreven, hetzij voor zichzelf, hetzij voor hun leden, hetzij voor derden die banden hebben met de VZW of de leden, met dien verstande dat niet als een verrijking moet worden aangemerkt de bezoldigingen of erelonen die de normale vergoeding vertegenwoordigen van geleverde prestaties.
C. DIENSTEN VOOR THUISVERPLEGING EN RUSTHUIZEN VOOR BEJAARDEN
Nummer 181/16
Met de in 181/7, 2°, bedoelde diensten voor gezins- en bejaardenhulp kunnen niet worden gelijkgesteld, de door de bevoegde organen van de Gemeenschappen erkende (doorgaans niet- gesubsidieerde) diensten voor thuisverpleging en rusthuizen voor bejaarden, aangezien hun erkenning niet noodzakelijk de "ontstentenis van winstoogmerk" (zie 181/8) impliceert.
Overeenkomstig 181/9 tot 12 kunnen diensten voor thuisverpleging en rusthuizen voor bejaarden die geen winstoogmerk nastreven, in beginsel althans, uit het toepassingsgebied van de Ven.B worden gesloten, wanneer zij door de bevoegde organen van de Gemeenschappen zijn erkend, doch wegens hun lokaal karakter niet kunnen worden erkend om belastingvrije giften te ontvangen.
Niettemin wordt de aandacht er op gevestigd dat luidens 104/80, op het principiële vlak geen erkenning om belastingvrije giften te ontvangen kan worden verleend, aan verenigingen waarvan de werkzaamheden uitsluitend bestaan uit de huisvesting van en bijhorende diensten aan misdeelden (inz. bejaarden), tegen betaling van gangbare dag- of ligprijzen en waarbij er in feite geen specifieke en gratuite hulpverlening aan misdeelden wordt verstrekt.
Anderzijds kunnen deze diensten en rusthuizen, in voorkomend geval ook luidens art. 182, WIB 92, uit het toepassingsgebied van de Ven.B worden gesloten. In dit verband is evenwel gevonnist dat wanneer blijkt dat een rusthuis (VZW) "hoegenaamd geen onbaatzuchtig hoofddoel heeft betracht en verwezenlijkt maar daadwerkelijk als hoofddoel heeft nagestreefd en verwezenlijkt het maken van winst door verhuren van kamers en het verstrekken van maaltijden aan bejaarden tegen een ruim vergeldende betaling" (Gent, 24.2.1984, VZW Residence Rozenhof), deze VZW niet uit het toepassingsgebied van de Ven.B kan worden gesloten.