Parlementaire vraag nr. 1556 van de heer Paul-Olivier Delannois van 21.03.2017
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2017-2018, QRVA 54/145 d.d. 16.02.2018, blz. 222
Aftrek van de kosten voor woon-werkverkeer - Toelichting
VRAAG (van de heer Delannois)
Onlangs stelde ik u een vraag over de kosten van het woon-werkverkeer van loontrekkenden die op het einde van het aanslagjaar in de vorm van reële vervoerskosten van het belastbare inkomen kunnen worden afgetrokken. Mijn vraag ging meer bepaald over het bedrag van 15 cent per kilometer dat sinds 1992 nooit werd geïndexeerd en dat dan ook niet meer is afgestemd op de kosten van het levensonderhoud. Dit is een uiterst belangrijke vraag, vooral voor de werknemers die alleen de auto gebruiken, inzonderheid personen die in gebieden met slechte openbaarvervoerverbindingen wonen. In uw antwoord gaf u aan dat de forfaitaire kilometervergoeding voor het woon-werkverkeer wel degelijk is onderworpen aan een automatische indexering, maar dat de regel bepaalt dat er wordt afgerond naar het hogere of lagere veelvoud van tien euro. Bijgevolg heeft de indexering nog geen effect gehad. Ik had graag toelichting gehad bij uw antwoord. Kunt u uitleggen wat de regel die bepaalt dat er naar het hogere of lagere veelvoud van tien euro wordt afgerond, concreet inhoudt voor het bedrag van de kilometervergoeding van 15 cent? Hoeveel bedraagt die vergoeding vandaag werkelijk?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Overeenkomstig artikel 178, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB92), gebeurt de indexering van het bedrag van 0,15 euro van de artikelen 66, § 4, en 66bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988. Bij de berekening van de coëfficiënt worden de volgende afrondingen toegepast:
- het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al of niet vijf bereikt;
- de coëfficiënt wordt afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt.
Na de toepassing van de coëfficiënt worden de aldus verkregen bedragen, afgerond tot het hogere of lagere veelvoud van tien euro naargelang het cijfer van de eenheden al dan niet vijf bereikt. Zonder wijziging van de voormelde afrondingsregels kan het bedrag uit de betreffende wetsartikelen niet voor indexaanpassing in aanmerking komen. Omdat de regering het gebruik van andere vervoersmiddelen, zoals bijvoorbeeld het openbaar vervoer en de fiets, wil aanmoedigen, ben ik echter niet van plan het bedrag te verhogen door de berekening van de indexering aan te passen. In dit kader werden door de regering reeds een aantal initiatieven genomen die het gebruik van andere vervoersmiddelen voor het woon-werkverkeer promoten. Ik verwijs naar de wetgeving inzake de speed pedelec, die fiscale voordelen verbonden aan het gebruik van een klassieke fiets ook van toepassing verklaard op de speed pedelecs en naar het ontwerp van wet betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding dat ingediend werd door de regering in het Parlement.