Artikel 219, WIB 92

Art. 219, eerste lid, treedt in werking op 01.01.2023 (art. 25 en 46, 3de lid, W 21.12.2022 - B.S. 29.12.2022; Numac: 2022043130)


Een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd op kosten als bedoeld in artikel 57, eerste lid, en op voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, en de inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5°, die niet worden verantwoord door individuele fiches (...) alsmede op de verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden en op de in artikel 53, 24°, bedoelde financiële voordelen of voordelen van alle aard.

Die aanslag is gelijk aan 100 % van die kosten, voordelen van alle aard, inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5°, financiële voordelen en verdoken meerwinsten, tenzij kan worden aangetoond dat de verkrijger van die kosten, die voordelen van alle aard, die financiële voordelen en die inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5° een rechtspersoon is, in welk geval de aanslag gelijk is aan 50 %

Als verdoken meerwinsten worden niet aangemerkt, de reserves als bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2° tot 4°.

Bovendien worden de voormelde verdoken meerwinsten slechts onderworpen aan deze aanslag in het geval zij niet het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten.

Deze aanslag wordt niet toegepast indien de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten, vermeld in artikel 57, eerste lid, van de voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, of van de inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5°, begrepen is in een door de verkrijger overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte.

Wanneer het bedrag van de kosten bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de voordelen van alle aard bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, of van de inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5°, niet is opgenomen in een door de verkrijger overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte, wordt deze aanslag in hoofde van de belastingplichtige niet toegepast indien de verkrijger op ondubbelzinnige wijze werd geïdentificeerd uiterlijk binnen 2 jaar en 6 maanden volgend op 1 januari van het betreffend aanslagjaar of indien het bedrag begrepen is in een aanslag die met akkoord van een in artikel 305, eerste lid, bedoelde belastingplichtige verkrijger te zijnen name wordt gevestigd binnen de termijnen bedoeld in de artikelen 354, eerste en tweede lid, en 358.