Parlementaire vraag nr. 717 van de heer Bourgeois van 08.06.2001
VRAAG 01/717
Vraag nr. 717 van de heer Bourgeois dd. 08.06.2001
Vr. en Antw., Kamer, 2002-2003, nr. 149, blz. 18953-18954
Tekenen en indiciën - Bankgeheim
VRAAG
Door de ambtenaren van de administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit (AOIF) wordt bij een verificatie van de belastingaangifte gebruik gemaakt van de techniek van een vermogensafrekening. Regelmatig komt het voor dat bedragen van een beroepsmatige rekening worden overgeboekt naar een private rekening en/of spaarboekje. In andere gevallen wordt nagegaan op welke rekeningen belastingtegoeden worden gestort (rekening die door de belastingplichtige werd opgegeven op zijn aangifteformulier).
Door allerhande middelen krijgt de ambtenaar kennis van bepaalde rekeningnummers op naam van de belastingplichtige. Belastingplichtigen zijn soms terughoudend om hun volledige private rekeningen bloot te geven.
Ingevolge Comm. WIB 341/3 is het de aanslagambtenaar die, zonder daarbij de belastingplichtige te betrekken, de tekenen en indiciën moet opsommen die de onontbeerlijke grondslag vormen voor een aanslag op grond van artikel 341, WIB 1992.
Geregeld wordt belastingplichtigen gevraagd hun private rekeningen voor te leggen en/of de saldi per 31 december.
1. Verschaft het simpele feit dat de ambtenaar kennis heeft van een rekeningnummer (nummer spaarrekening) toebehorende aan de belastingplichtige hem het recht om de eindsaldi van deze private rekening op te vragen op bepaalde data?
2. Verschaft het simpele feit dat de ambtenaar kennis heeft van een rekeningnummer (nummer spaarrekening) toebehorende aan belastingplichtige hem het recht om de volledige private bank- of spaarrekening op te vragen?
3. Indien ja wordt geantwoord op vraag 1 of 2: wat zijn de gevolgen voor de belastingplichtige indien hij deze rekening en/of saldi niet verstrekt?
ANTWOORD
Het is inderdaad de taxatieambtenaar die, zonder daarbij de belastingplichtige te betrekken, de tekenen en indiciën moet opsommen die de onontbeerlijke grondslag vormen voor een aanslag op grond van artikel 341 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992).
Wanneer de administratie de belastbare inkomsten volgens tekenen en indiciën heeft vastgesteld, rust op de belastingplichtige het tegenbewijs dat hij geen hogere graad van gegoedheid bezit dan die welke uit de aangegeven inkomsten blijkt en hij moet daartoe positieve en controleerbare gegevens bijbrengen.
Het al of niet voorleggen van een volledige private bank- en of spaarrekening of van de saldi ervan op bepaalde data dient in het kader van dat te leveren tegenbewijs te worden beoordeeld.
Ik wens hier nog aan toe te voegen dat op het algemene vlak, ongeacht het feit of artikel 341, WIB 1992 wordt toegepast, de overlegging van bescheiden van privé-aard in verband met geldbeleggingen of inkomstenincasseringen, overeenkomstig artikel 315 WIB 1992, kan worden gevorderd.
Vraag nr. 717 van de heer Bourgeois dd. 08.06.2001
Vr. en Antw., Kamer, 2002-2003, nr. 149, blz. 18953-18954
Tekenen en indiciën - Bankgeheim
VRAAG
Door de ambtenaren van de administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit (AOIF) wordt bij een verificatie van de belastingaangifte gebruik gemaakt van de techniek van een vermogensafrekening. Regelmatig komt het voor dat bedragen van een beroepsmatige rekening worden overgeboekt naar een private rekening en/of spaarboekje. In andere gevallen wordt nagegaan op welke rekeningen belastingtegoeden worden gestort (rekening die door de belastingplichtige werd opgegeven op zijn aangifteformulier).
Door allerhande middelen krijgt de ambtenaar kennis van bepaalde rekeningnummers op naam van de belastingplichtige. Belastingplichtigen zijn soms terughoudend om hun volledige private rekeningen bloot te geven.
Ingevolge Comm. WIB 341/3 is het de aanslagambtenaar die, zonder daarbij de belastingplichtige te betrekken, de tekenen en indiciën moet opsommen die de onontbeerlijke grondslag vormen voor een aanslag op grond van artikel 341, WIB 1992.
Geregeld wordt belastingplichtigen gevraagd hun private rekeningen voor te leggen en/of de saldi per 31 december.
1. Verschaft het simpele feit dat de ambtenaar kennis heeft van een rekeningnummer (nummer spaarrekening) toebehorende aan de belastingplichtige hem het recht om de eindsaldi van deze private rekening op te vragen op bepaalde data?
2. Verschaft het simpele feit dat de ambtenaar kennis heeft van een rekeningnummer (nummer spaarrekening) toebehorende aan belastingplichtige hem het recht om de volledige private bank- of spaarrekening op te vragen?
3. Indien ja wordt geantwoord op vraag 1 of 2: wat zijn de gevolgen voor de belastingplichtige indien hij deze rekening en/of saldi niet verstrekt?
ANTWOORD
Het is inderdaad de taxatieambtenaar die, zonder daarbij de belastingplichtige te betrekken, de tekenen en indiciën moet opsommen die de onontbeerlijke grondslag vormen voor een aanslag op grond van artikel 341 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992).
Wanneer de administratie de belastbare inkomsten volgens tekenen en indiciën heeft vastgesteld, rust op de belastingplichtige het tegenbewijs dat hij geen hogere graad van gegoedheid bezit dan die welke uit de aangegeven inkomsten blijkt en hij moet daartoe positieve en controleerbare gegevens bijbrengen.
Het al of niet voorleggen van een volledige private bank- en of spaarrekening of van de saldi ervan op bepaalde data dient in het kader van dat te leveren tegenbewijs te worden beoordeeld.
Ik wens hier nog aan toe te voegen dat op het algemene vlak, ongeacht het feit of artikel 341, WIB 1992 wordt toegepast, de overlegging van bescheiden van privé-aard in verband met geldbeleggingen of inkomstenincasseringen, overeenkomstig artikel 315 WIB 1992, kan worden gevorderd.