Parlementaire vraag nr. 49 van heer Dirk Van der Maelen van 17.09.2010

Vennootschapsbelasting

Notionele interestaftrek

Investeringsreserve

Investeringsaftrek

Vrijstelling

VRAAG

Door de invoering van de notionele intrestaftrek is de investeringsreserve een beetje in onbruik geraakt. Toch bereiken ons uit de praktijk nog altijd vragen in verband met de investeringsreserve. Die hebben dan vooral betrekking op vroeger aangelegde reserves, inzonderheid het behoud van de vrijstelling ervan. 1. Wanneer een vennootschap die in het verleden een investeringsreserve heeft aangelegd haar hoedanigheid van KMO-vennootschap verliest, wordt de aangelegde investeringsreserve dan belastbaar, of blijft deze vrijgesteld? 2. Een bedrag gelijk aan de investeringsreserve (maximaal 18.750 euro) moet door de vennootschap worden geïnvesteerd in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die recht kunnen geven op het voordeel van de investeringsaftrek. Het moet dus gaan om investeringen die in nieuwe staat zijn verkregen en die niet van investeringsaftrek zijn uitgesloten (artikel 194quater, § 3, eerste lid, a), WIB 92). Dat laatste houdt alvast in dat investeringen in activa waarvan het gebruik is afgestaan aan derden niet in aanmerking komen. a) Wat gebeurt er wanneer de vennootschap investeert in activa die tijdens de herbeleggingtermijn voldoen aan de voorwaarden, maar waarvan het gebruik na de herbeleggingtermijn wordt afgestaan aan derden? b) Wordt de investeringsreserve op dat moment belastbaar? c) Of mag men er van uitgaan dat de vrijstelling behouden blijft, gelet op het feit dat de fiscale wet niet expliciet voorziet in een intrekking van het fiscale voordeel, terwijl dit bij de vervreemding van de activa wel het geval is?

ANTWOORD

1. Ik kan het geachte lid verwijzen naar de parlementaire werkzaamheden voorafgaand aan de Wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken die verband houden met de invoeging van artikel 194quater in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) en waarin uitdrukkelijk wordt verduidelijkt dat wanneer ná het vervullen van de investeringsverplichting en uiteraard zonder afbreuk te doen aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde, de betrokken vennootschap in een later belastbaar tijdperk niet meer als kleine vennootschap zou kunnen worden aangemerkt, zulks geen afbreuk doet aan het behoud van de vrijstelling van de investeringsreserve (Parl. St., Kamer, zitting 2001-2002, 50K1918/001, blz. 37). 2. Bij ontstentenis van enig andersluidende wettelijke bepaling en voor zover voldaan blijft aan de voormelde onaantastbaarheidsvoorwaarde blijft de investeringsreserve vrijgesteld wanneer het recht van gebruik van het in artikel 194quater, § 3, WIB 92, in aanmerking genomen vast actief na het verlopen van de investeringstermijn van drie jaar aan derden wordt afgestaan zoals bedoeld in artikel 75, 3°, WIB 92. Evenwel kan vóór het verstrijken van de investeringstermijn de voorheen vrijgestelde investeringsreserve worden aangemerkt als winst wanneer de feitelijke omstandigheden en andere gegevens reeds uitwijzen dat het recht van gebruik van het betrokken vaste actief na het verlopen van deze termijn zal worden overgedragen in de zin van artikel 75, 3°, WIB 92.