Artikel 338quater, WIB 92
Art. 338quater, § 2, treedt in werking op dezelfde datum als de datum voorzien bij artikel 38 van de wet van 29.02.2024 (B.S. 08.04.2024; Numac: 2024002052) tot invoering van boek I van het Strafwetboek (09.04.2026) (Art. 2 en 24, W 16.05.2024 - B.S. 21.06.2024; Numac: 2024005238)
§ 1. Bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, vijfentwintig fiscale ambtenaren met minstens de graad van attaché.
Het aantal van vijfentwintig fiscale ambtenaren kan door de Koning worden verhoogd na advies van het College van procureurs-generaal.
De Koning kan voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze fiscale ambtenaren bepalen.
§ 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de in paragraaf 1 bedoelde fiscale ambtenaren, kunnen slechts uitgeoefend worden met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in dit Wetboek of de tot uitvoering ervan genomen besluiten of in de artikelen 501 en 503 van het Strafwetboek, prioritair maar niet exclusief georiënteerd op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, en voor zover zij bijstand verlenen aan gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams, opgericht op basis van het artikel 105, § 11 van de wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
§ 3. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 mogen evenwel geen bijstand verlenen aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam voor zover zij betrokken zijn in een lopend administratief onderzoek waarop het onderzoek zoals bedoeld in paragraaf 2 betrekking heeft.
§ 4. Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen:
"Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen."
Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen.