Parlementaire vraag nr. 1586 van de heer Gilles Vanden Burre van 26.07.2023

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2023-2024, QRVA 55/128 d.d. 08.02.2024, blz. 145

Fiscale aftrek

VRAAG (van de heer Vanden Burre)

Het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (artikel 145/33, § 1) voorziet in een belastingvermindering voor giften in geld tijdens het belastbaar tijdperk aan instellingen die onder een van onderstaande tien categorieën ressorteren: - instellingen voor wetenschappelijk onderzoek; - instellingen die oorlogsslachtoffers bijstaan; - instellingen die mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan; - instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden; - culturele instellingen; - instellingen opgericht voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen; - instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu; - instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen; - instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben; - instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben. De criteria voor het verkrijgen van een erkenning worden opgesomd in het koninklijk besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het KB/WIB 92, wat betreft de omzetting van de aftrek van giften in een belastingvermindering en wat betreft de bepalingen inzake de erkenning van instellingen die giften kunnen ontvangen (artikel 63/18/3). Daaruit blijkt dat zes van de tien bovenstaande categorieën niet gesubsidieerd hoeven te worden wegens hun werkzaamheden (afhankelijk van het geval, door de federale overheid, door een van de gewesten of door een van de gemeenschappen) om zo een erkenning te krijgen. Meer bepaald gaat het over de volgende instellingen: - instellingen voor wetenschappelijk onderzoek; - instellingen die oorlogsslachtoffers bijstaan; - instellingen die mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan; - instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden; - instellingen opgericht voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen; - instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen; De instellingen die onder de vier andere categorieën ressorteren moeten daarentegen wel gesubsidieerd worden om erkend te worden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de instellingen die duurzame ontwikkeling als doel hebben (§ 7 van artikel 63/18/3). Tegelijkertijd bepaalt de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling het volgende: "Binnen de door hem gestelde voorwaarden kan de Koning op voorstel van de minister een subsidie toekennen aan één of meerdere organisaties die een project ter bevordering van duurzame ontwikkeling opzetten in België. Dit project moet kaderen binnen de bevoegdheden van de Federale Staat. De toegekende subsidie kan enkel kosten dekken die verbonden zijn aan dit project, voor hoogstens 50 % van de werkelijke totale kost ervan."

1. Hoe verklaart u dat de toekenning van de erkenning voor bepaalde instellingen afhankelijk gemaakt wordt van dat subsidiecriterium en voor andere niet? Wat is de reden voor dat verschil in behandeling?

2. Wat is de impact van die belastingverminderingen voor schenkingen van geld aan elk van die tien categorieën op de overheidsontvangsten?

3. Voorts stelt u in uw beleidsnota van 29 oktober 2021: "In het kader van de belastingvermindering voor giften zal tevens in overleg met de Gemeenschappen gewerkt worden aan een hervorming van de erkenningsprocedure voor socio-culturele instellingen." Wat zal die hervorming inhouden en wanneer zal ze er komen?

4. Wat is, met betrekking tot het specifieke geval van instellingen met als doel duurzame ontwikkeling, de betekenis van de volgende termen in de formulering in § 7 van artikel 63/18/3 van het koninklijk besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het KB/WIB 92: "wegens hun werkzaamheden door de Staat of door één van de Gemeenschappen worden gesubsidieerd"?

a) Moet onder 'Staat' uitsluitend de federale overheid verstaan worden?

b) Verwijst de term 'gesubsidieerd' naar een minimumbedrag? Zo ja, welk bedrag?

5. Verwijst de term 'gesubsidieerd' in punt e) van § 4 van artikel 63/18/3 van het het koninklijk besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het KB/WIB 92, met betrekking tot het specifieke geval van instellingen voor natuurbehoud of milieubescherming, naar een minimumbedrag ? Zo ja, welk bedrag?

ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)

1. De wetgever heeft met het instellen van het systeem van de belastingvermindering voor giften de burgers willen aanmoedigen om die instellingen financieel te helpen die het best het beleid van de regering, op die gebieden die als prioritair worden beschouwd, ondersteunen. Gegeven het feit dat wordt getracht om een versnippering aan giften te vermijden, wordt in veel gevallen vereist dat de betrokken instellingen erkend zijn, alsook gesubsidieerd. Het feit dat in veel gevallen een subsidievereiste wordt gesteld, heeft vooral te doen om gemakkelijk te kunnen nagaan dat de betrokken instelling effectief van belang wordt geacht om het beleid van de regering, op die gebieden die als prioritair worden beschouwd, te ondersteunen. Daarenboven is het zo dat het niet de bedoeling is dat de federale belastingvermindering in de plaats komt van subsidies of financiële ondersteuning door andere overheden. De federale belastingvermindering dient ter ondersteuning en niet ter vervanging van die ondersteuning door de andere overheden.

2. Wat de budgettaire impact van die belastingvermindering betreft, verwijs ik naar de Inventaris van de fiscale uitgaven, te vinden op de website van de FOD Financiën (https://financien.belgium.be/nl/Statistieken_en_analysen/statistische-cijfers/budget-ontvangsten#q3). Er staat enkel een code in de aangifte personenbelasting voor de belastingvermindering voor giften. Daarom beschikt de FOD Financiën niet over een verdeling van de budgettaire kost per categorie van giften.

3. Een hervorming van de erkenningsprocedure voor socio-culturele instellingen stond inderdaad in mijn beleidsnota van 29 oktober 2021. Daarbij betrof de problematiek voornamelijk het feit dat instellingen, erkend én gesubsidieerd door de bevoegde gemeenschap, niet altijd erkend werden door de FOD Financiën. Om zoveel als mogelijk mismatches te vermijden tussen de erkennings- en subsidiecriteria van de gemeenschappen en die van de federale overheid inzake de belastingvermindering en om tevens te vermijden dat er terug een versnippering zou plaatsvinden van het aantal giften, was het inderdaad mijn wens om nieuwe objectieve criteria te vinden die beide doelstellingen kon verenigen. Gegeven het feit dat de verschillende gemeenschappen vragende partij waren en dit bij monde van de Vlaamse minister van Cultuur, dhr. Jambon, die als woordvoerder van de gemeenschappen optrad, mij hebben laten weten per brief van 23 april 2021, heb ik dan ook, nadat de nodige info werd bezorgd vanuit de gemeenschappen, om feedback gevraagd van dhr. Jambon begin 2023 op een aantal nieuwe objectieve criteria. Tot op heden moet ik vaststellen dat er nog geen respons is gekomen, waardoor een hervorming deze legislatuur niet meer realiseerbaar wordt geacht.

4. a) Op basis van de huidige redactie van het artikel 145/33, § 1, eerste lid, 1°, l), WIB 92 wordt met de notie "Staat", de federale overheid bedoeld.

b) Er is geen minimumbedrag van de subsidie voorzien.

5. Er is geen minimumbedrag van de subsidie voorzien.