Parlementaire vraag nr. 55018324C van de heer Marco Van Hees van 01.06.2021
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2020-2021, CRIV 55 COM 494 d.d. 01.06.2021, blz. 67
De belastingregeling in geval van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (corona)
VRAAG (van de heer Van Hees)
In zijn advies over het wetsvoorstel van de PVDA stelt het ACV dat er in totaal 1,4 miljoen werknemers de – niet noodzakelijk negatieve – impact van de tijdelijke werkloosheid op hun aanslagbiljet zullen voelen. De heer Colebunders stelde voor om een afzonderlijke aanslagvoet van 16,5 % in te voeren, zoals voor het crisisoverbruggingsrecht voor zelfstandigen. U antwoordde daarop dat de laagste inkomens volgens de simulaties niet geraakt zouden worden en dat zij meer belasting zouden betalen door het voorstel van de heer Colebunders. Vindt u dat artikel 171 WIB de belastingplichtige onvoldoende be schermt tegen hogere belastingen door een afzonderlijke aanslagvoet voor de uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid? Kunt u het cijfer van het ACV bevestigen, namelijk dat er in 2020 1,4 miljoen werk nemers getroffen zijn door tijdelijke werkloosheid? Voor hoeveel onder hen zal die impact ertoe leiden dat ze meer belastingen moeten bijbetalen? Hoeveel zou een afzonderlijke heffing van 15 % op de uitkeringen voor tijdelijke werk loosheid kosten?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Een afzonderlijke aan slagvoet zoals bedoeld in artikel 171 van het WIB van 1992 beschermt de belastingplichtige, aangezien die afzonderlijke aan slagvoet van toepassing is, tenzij de globale belasting gunstiger is. De toepassing van een afzonderlijke aanslagvoet van 16,5 % voor de uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid zou echter bij werknemers met een laag loon tot een hogere belasting leiden. Ze zouden netto een lager inkomen overhouden dan werknemers die tijdelijk werkloos zijn. Dat zou onrechtvaardig zijn. Op basis van de cijfers van de RVA kan ik bevestigen dat in 2020 1,39 miljoen personen een uitkering voor tijdelijke werkloosheid ontvingen, zij het niet in alle gevallen voor de volledige vijf werkdagen. Aangezien de belastingplichtigen hun aangifte voor 2021 nog niet ingediend hebben, is het onmogelijk om uw vraag te beantwoorden. In het op het aanslagbiljet vermelde eindsaldo wordt er rekening gehouden met de andere belastbare inkomsten, zoals de inkomsten uit onroerende en roerende goederen, enz. Boven dien hebben de belastingverminderingen een impact op het eindsaldo. Naast de belastingplichtigen die op hun aanslagbiljet een openstaand saldo zullen zien staan, zullen er andere zijn die minder terug betaald krijgen omdat ze geen vermindering van de bedrijfsvoorheffing krijgen. In 2019 leidde 53 % van de belastingaangiften tot een terug betaling ten voordele van de belastingplichtige en 29 % tot een belastingsupplement. Voor de 18 % resterende aangiften was het eindsaldo gelijk aan nul. Het is onmogelijk om de budgettaire impact van een afzonderlijke aanslag van de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen tegen een tarief van 16,5 % te ramen. Bovendien worden die uitkeringen niet apart aangegeven omdat er geen specifieke code voor bestaat. Deze uitkeringen worden samen met de andere werkloosheidsuitkeringen opgeteld.
Marco Van Hees : U bevestigt dat artikel 151 van het WIB de belastingplichtigen beschermt en dat, indien de gezamenlijke belasting voordeliger uitvalt, men de afzonderlijke belasting niet toepast. U hebt herhaald dat de mensen met de laagste inkomens het risico lopen meer belastingen te betalen indien ze afzonderlijk belast worden en u bevestigt dus dat dit niet klopt. Gelukkig is die bescherming in het WIB verankerd. Voor het overige moeten we wetten geven om te voorkomen dat de personen die in 2020 werkloos waren twee keer gestraft worden: enerzijds inkomsten verlies lijden doordat de werk loosheidsuitkeringen lager liggen dan het loon dat ze ontvangen, anderzijds in 2021 een belasting supplement moeten betalen.