Parlementaire vraag nr. 311 van de heer Loones van 19.09.1997

Vrijstelling KI. - Musea.

VRAAG

Luidens artikel 12 WIB wordt het kadastraal inkomen van bepaalde onroerende goederen vrijgesteld van belasting.

De vrijstelling geldt voor belastingplichtigen die geen winstoogmerken nastreven, en de goederen bestemmen voor bepaalde doeleinden, onder meer voor onderwijs, allerlei genoemde en "andere soortgelijke weldadigheidsinstellingen".

Er zijn markante voorbeelden van initiatieven tot inrichting van musea in beschermde panden, waarbij de inrichters bijkomend fiscaal gestraft worden voor hun restauratie en renovatiewerken.

Het lijkt duidelijk dat het geen zin heeft enerzijds die initiatieven zwaar moreel en zelfs materieel door de subsidiëring te ondersteunen, om anderzijds de herwaarderingsinspanningen fiscaal af te straffen.

Graag kreeg ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen:

1. Ziet de geachte minister de mogelijkheid om in de huidige stand der wetgeving vrijstelling te verlenen voor het kadastraal inkomen van onroerende goederen die gebruikt worden als musea, gevestigd in beschermde monumenten?

Zo ja, onder welke voorwaarden?

2. Is integendeel, volgens de geachte minister, voor het invoeren wat betreft de vrijstelling een wetswijziging nodig?

Zo ja, is de geachte minister het ermee eens dat voor dergelijke wetswijziging enkel de gewesten bevoegd zijn (artikel 3, 1e lid, 5°, en artikel 4, § 2, van de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989)?

ANTWOORD

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te vinden op zijn vragen.

1. Volgens artikel 12, § 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) is vrijgesteld het kadastraal inkomen van de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die een belastingplichtige of een bewoner zonder winstoogmerk heeft bestemd voor het openbaar uitoefenen van een eredienst of van de vrijzinnige morele dienstverlening, voor onderwijs, voor het vestigen van hospitalen, klinieken, dispensaria, rusthuizen, vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden, of van andere soortgelijke weldadigheidsinstellingen.

Met "onderwijs" wordt in dit verband bedoeld, systematisch - en dus niet toevallig - georganiseerde didactische werkzaamheden met het doel te onderrichten volgens de verhouding leermeester/leerling. Aangezien de activiteiten van de musea niet als onderwijs in de voormelde zin kunnen worden beschouwd en de musea evenmin voor de andere door de wet bepaalde doeleinden worden aangewend, kan hun kadastraal inkomen niet worden vrijgesteld bij toepassing van artikel 12, § 1, WIB 92.

Er moet echter worden gesignaleerd dat krachtens artikel 253, 3°, WIB 92 van de onroerende voorheffing wordt vrijgesteld, het kadastraal inkomen van onroerende goederen die de aard van nationale domeingoederen hebben, op zichzelf niets opbrengen en voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut worden gebruikt; de vrijstelling is van de drie voorwaarden samen afhankelijk.

Dit betekent dat het kadastraal inkomen van de musea vrijgesteld is van de OV, voor zover deze laatste eigendom zijn van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten, de instellingen die van een van die vijf machten afhangen alsook de maatschappijen, verenigingen, instellingen of organismen van publiek recht die krachtens hun oprichtingswet gelijkgesteld zijn met de Staat voor de toepassing van de inkomstenbelastingen of vrijgesteld zijn van de inkomstenbelastingen of van elke aanslag ten voordele van de Staat, mits gelijktijdig aan de drie in artikel 253, 3°, WIB 92 gesteld voorwaarden is voldaan.

2. Behoudens de voormelde vrijstelling van onroerende voorheffing op basis van artikel 253, 3°, WIB 92, kan het kadastraal inkomen van onroerende goederen die worden gebruikt als musea (al dan niet gevestigd in beschermde monumenten) niet van belasting worden vrijgesteld. Daartoe is inderdaad een wetswijziging vereist.

Verder betreft artikel 12, § 1, WIB 92 de personenbelasting die tot de nationaal gebleven bevoegdheden behoort. Een wijziging van dit artikel heeft echter weerslag op artikel 253, 1°, WIB 92, dat de OV betreft en het kadastraal inkomen van de in artikel 12, § 1, WIB 92 vermelde onroerende goederen of delen van onroerende goederen van deze voorheffing vrijstelt.

Aangezien inderdaad, ingevolge de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten (Belgisch Staatsblad van 17 januari 1989 - tweede uitgave), de OV een gewestelijke belasting is geworden (artikel 3 van de wet) en het wijzigen van de vrijstellingen inzake OV tot de bevoegdheid van de gewesten behoort (artikel 4, § 2), vergt een wijziging van artikel 12, § 1, WIB 92 het akkoord van de gewesten.