Artikel 168/1, WIB 92
Onderafdeling VI en art. 168/1 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 op de beroepsverliezen die toe te schrijven zijn aan schade aan landbouwteelten, veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden die hebben plaatsgevonden vanaf 01.01.2018 (art. 87, 88 en 108, W 11.02.2019 - B.S. 22.03.2019; Numac: 2019040488; err. B.S. 08.05.2019; Numac: 2019012176)
§ 1. Wanneer de belastingplichtige heeft geopteerd voor de achterwaartse aftrek van beroepsverliezen bij toepassing van artikel 78, § 2 en ingevolge deze aftrek het teveel aan belasting in toepassing van artikel 375/1 van rechtswege is ontheven, wordt de totale belasting van het belastbare tijdperk waarvoor de in paragraaf 2 omschreven alternatieve berekening overeenkomstig het tweede lid van diezelfde paragraaf voor het laatst wordt gemaakt, vermeerderd met het overeenkomstig paragraaf 3 bepaalde bedrag.
§ 2. Wanneer de belastingplichtige heeft geopteerd voor de achterwaartse aftrek van beroepsverliezen bij toepassing van artikel 78, § 2, worden alternatieve berekeningen gemaakt van de door de belastingplichtige verschuldigde belasting waarbij die belasting telkens wordt bepaald alsof de belastingplichtige niet zou hebben geopteerd voor de achterwaartse aftrek van verliezen, waarbij de beroepsverliezen die effectief zijn afgetrokken van de beroepsinkomsten van de drie voorgaande belastbare tijdperken achtereenvolgens worden afgetrokken van de beroepsinkomsten van de volgende belastbare tijdperken overeenkomstig artikel 78, § 1.
De alternatieve berekening wordt gemaakt voor elk van de belastbare tijdperken vanaf het derde belastbare tijdperk voorafgaand aan het belastbare tijdperk waarin de in artikel 78, § 2, bedoelde schade definitief is vastgesteld tot het belastbare tijdperk waarin ofwel:
- het gecumuleerde bedrag van de beroepsverliezen die in de alternatieve berekeningen overeenkomstig artikel 78, worden afgetrokken gelijk is aan het bedrag aan beroepsverliezen dat in dezelfde belastbare tijdperken in toepassing van artikel 78 daadwerkelijk van de beroepsinkomsten werd afgetrokken;
- de landbouwactiviteit wordt stopgezet.
§ 3. De vermeerdering is gelijk aan het positieve verschil tussen:
- het brutosubsidie-equivalent van het voordeel dat verbonden is met de overeenkomstig artikel 375/1 toegepaste ontheffing ingevolge de achterwaartse aftrek van beroepsverliezen, berekend op basis van het verschil tussen de werkelijke berekeningen van de belasting en de overeenkomstig paragraaf 2 uitgevoerde alternatieve berekeningen van de belasting, en
- het bedrag van de schade, verhoudingsgewijs beperkt tot de beschikbare steunintensiteit.
Voor de toepassing van het eerste lid moet onder de beschikbare steunintensiteit, de maximale steunintensiteit worden begrepen zoals omschreven in artikel 25 van de verordening (EU) 702/2014, van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bossector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, in voorkomend geval verminderd met de steunintensiteit van de gewestelijke steun die is verleend ter compensatie van de in artikelen 78, § 2, of 206, § 4, bedoelde schade.
§ 4. De Koning legt de nadere regels vast om het in paragraaf 3 bedoelde brutosubsidie-equivalent van het voordeel dat verbonden is met de overeenkomstig artikel 375/1 toegepaste ontheffing ingevolge de achterwaartse aftrek van beroepsverliezen en het in paragraaf 3 bedoelde bedrag van de vermeerdering te bepalen. Dit brutosubsidie-equivalent en deze vermeerdering worden bepaald met toepassing van de relevante bepalingen van voormelde verordening (EU) 702/2014 en andere relevante Europeesrechtelijke bepalingen.