Parlementaire vraag nr. 925 van de heer Christian Leysen van 09.03.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/083 d.d. 21.04.2022, blz. 253

Artikel 17, § 1, 4° WIB92 - Begrip onderneming

VRAAG (van de heer Leysen)

Op grond van artikel 17, § 1, 4° WIB92 behoren de inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten die geen pensioenen zijn en na 1 januari 1962 onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van enige rechtspersoon of onderneming tot het belastbaar inkomen in de personenbelasting.

Volgens de administratieve commentaar bij het wetboek inkomstenbelastingen Com.IB 92 nr. 17/14 betreft het begrip "onderneming" in deze bepaling:

- ofwel een rechtspersoon (ongeacht of zij een onderneming exploiteert of zich met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt);

- ofwel een natuurlijke persoon die een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming exploiteert, wanneer de betaling van de rente ten aanzien van deze persoon een beroepskarakter heeft.

In ruling nr. 600.439 van 19 december 2006 oordeelde de Dienst Voorafgaande Beslissingen dat een lijfrente die onder bezwarende titel ten laste van een burgerlijke maatschap is aangelegd fiscaal toerekenbaar is aan de deelgenoten-natuurlijke personen wegens de volkomen fiscale transparantie van de maatschap. Er is niet voldaan aan artikel 17, § 1, 4° WIB92 aangezien de lijfrente niet is aangelegd ten laste van enige rechtspersoon of onderneming. De lijfrente is bijgevolg niet belastbaar als roerend inkomen ten name van de ontvanger in toepassing artikel 17, § 1, 4° WIB92. De maatschap werd aldus niet gekwalificeerd als een onderneming bedoeld in artikel 17, § 1, 4° WIB92. Sinds 1 november 2018 definieert artikel I.1, 1° WER het begrip onderneming echter als volgt:

(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;

(b) iedere rechtspersoon;

(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

Omwille van het feit dat de het begrip onderneming geen eigen fiscale omschrijving heeft, moet hiervoor worden teruggegrepen naar de gemeenrechtelijke betekenis van dit begrip. Bijgevolg heeft de uitbreiding van het begrip onderneming in het WER onrechtstreeks ook de uitbreiding van dit begrip in artikel 17, § 1, 4° WIB92 tot gevolg. Indien onder het begrip onderneming bedoeld in artikel 17, § 1, 4° WIB92 het ondernemingsbegrip bedoeld in het WER wordt verstaan, vallen sinds de inwerkingtreding van het nieuwe WER ook maatschappen met een burgerlijk doel onder dit begrip. Dit zou tot gevolg hebben dat de lijfrenten die onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van een maatschap met burgerlijk doel een belastbaar inkomen zijn in de personenbelasting in hoofde van de ontvangers.

1. Dient het begrip onderneming bedoeld in artikel 17, § 1, 4° WIB92 te worden geïnterpreteerd zoals het ondernemingsbegrip bedoeld in artikel I.1, 1° WER?

2. Valt een maatschap met een louter burgerlijk doel onder het begrip onderneming bedoeld in artikel 17, § 1, 4° WIB92?

3. Zijn de lijfrenten onder bezwarende titel aangelegd ten laste van een maatschap met burgerlijk doel sinds de inwerkingtreding van artikel I.1, 1° WER een belastbaar inkomen in de personenbelasting in hoofde van de ontvangers overeenkomstig artikel 17, § 1, 4° WIB92?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Artikel 1:5. § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bepaalt dat de maatschap een vennootschap is zonder rechtspersoonlijkheid. Het feit dat een rente onder bezwarende titel is aangelegd ten laste van een maatschap, leidt niet automatisch tot belastingheffing van de inkomsten die begrepen zijn in die rente als roerende inkomsten. Er moet voldaan zijn aan de voorwaarden van artikel 17, § 1, 4°, WIB 92. De belastbaarheid van de rente moet geval per geval worden onderzocht op basis van inzonderheid de activiteit van de maatschap (die al dan niet winst oplevert) en de hoedanigheid van de leden van de maatschap, die op fiscaal vlak als transparant wordt beschouwd. De definitie van het begrip "onderneming" die wordt gebruikt voor de toepassing van het Wetboek van economisch recht heeft geen invloed op het voormelde principe van fiscale transparantie.