Parlementaire vraag nr. 55033785C van de heer Wouter Beke van 08.03.2023

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2022-2023, CRIV 55 COM 1022 d.d. 08.03.2023, blz. 32

De verlenging van de bezwaartermijn

VRAAG (van de heer Beke)

Mijnheer de minister, met de wet van 20 november 2022 werd artikel 371 van het Wetboek inkomstenbelastingen 1992 aangepast als volgt: “De bezwaarschriften moeten worden gemotiveerd en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van een jaar.” De bezwaartermijn van zes maanden werd dus verlengd naar een jaar. In tegenstelling tot de verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijnen, die in werking treedt vanaf het aanslagjaar 2023 en uitsluitend voor de toekomst geldt, treedt de verlenging van de bezwaartermijn in werking op 1 januari 2023. In de praktijk leidt deze inwerkingtreding tot onduidelijkheden in hoofde van de belastingplichtigen. Daarom krijg ik graag van u bijkomende duidelijkheid bij de praktische toepassing van de wet.

Ik geef twee voorbeelden.

Stel dat een aanslagbiljet werd ontvangen op 30 september 2022, met de vermelding van een bezwaartermijn van zes maanden. Op 1 januari 2023 is de bezwaartermijn van zes maanden dus nog niet verlopen. Kunt u bevestigen dat op basis van het algemene rechtsbeginsel van non-retroactiviteit van de wet, de nieuwe wet in de regel niet alleen van toepassing is op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de oude wet ontstane toestanden die zich voordoen of voortduren onder de gelding van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten, en dat in dit geval de belastingplichtige toepassing kan maken van de verlengde bezwaartermijn van een jaar, gelet op de inwerkingtreding?

Stel dat een aanslagbiljet wordt ontvangen op 30 mei 2022, met de vermelding van een bezwaartermijn van zes maanden. Op 1 januari 2023 is de bezwaartermijn van zes maanden dus verlopen, maar de nieuwe bezwaartermijn van een jaar nog niet. Kunt u bevestigen dat dan, gelet op de hoger aangehaalde argumentatie, in dit geval de belastingplichtige toepassing kan maken van de verlengde bezwaartermijn van een jaar, gelet op de inwerkingtreding?

ANTWOORD (van de Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding)

Mijnheer Beke, met de wet van 20 november 2022 werd de bezwaartermijn verlengd van zes maanden tot een jaar. Aangezien deze wijziging van toepassing is vanaf 1 januari 2023 heeft dat tot gevolg dat, wanneer de bezwaartermijn van zes maanden op 1 januari 2023 nog niet was verstreken, deze automatisch wordt verlengd. Wanneer de bezwaartermijn van zes maanden echter reeds is verstreken voor 1 januari 2023, dan is de nieuwe bezwaartermijn van een jaar niet van toepassing.

Ik geef twee concrete voorbeelden. Voor een aanslagbiljet dat werd verzonden op 30 september 2022 begint de bezwaartermijn te lopen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet, namelijk op 5 oktober 2022. Bij toepassing van de wet van 20 november 2022 zal de bezwaartermijn dan ook eindigen op 4 oktober 2023. Als het aanslagbiljet reeds werd verzonden op 30 mei 2022 of als het toen verviel op basis van de wetgeving voor de wetswijziging van 20 november 2022, dan eindigt de bezwaartermijn op 1 december 2022. Dat betekent dat de verlenging van de bezwaartermijn door de wet van 20 november 2022 dan ook niet meer kan worden toegepast.

Wouter Beke : Mijnheer de minister, ik dank u voor de verduidelijking.