Parlementaire vraag nr. 55028311C van de heer Dieter Vanbesien van 28.06.2022

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2021-2022, CRIV 55 COM 835 d.d. 28.06.2022, blz. 62

Het voordeel van alle aard voor verwarming en elektriciteit

VRAAG (van de heer Vanbesien)

In februari vroeg ik u naar de hervorming van het voordeel alle aard elektriciteit en verwarming. Ik heb er toen op gewezen dat de hervorming mogelijk kon botsen met het gelijkheidsbeginsel. Ook de Jan Tuerlinckx waarschuwde recent in Trends voor de mogelijke ongrondwettigheid van de hervorming. Het gaat hier in het bijzonder om het onderscheid dat wordt gemaakt tussen begunstigden die verwarming of elektriciteit ter beschikking krijgen en al dan niet ook een woonst ter beschikking krijgen. Hij verwees hiervoor onder andere naar het negatieve advies van de Raad van State over het koninklijk besluit dat de hervorming introduceerde. Ik vroeg u destijds ook naar de legitimiteit van het onderscheid. U antwoordde daarop dat het onderscheid volgens u verantwoord is, aangezien de begunstigde van elektriciteit of verwarming die ook een woning ter beschikking krijgt, veelal geen invloed heeft op de energiezuinigheid van die woonst en op de overeenkomst over de levering van elektriciteit en gas. Men zou kunnen argumenteren dat in het geval dat de bedrijfsleider ook de woning ter beschikking krijgt van de werkgever, hij wel een wezenlijke invloed heeft op de energieovereenkomsten en de energiezuinigheid van de woning. Daarnaast is het een open vraag in hoeveel gevallen begunstigden van alleen gas en elektriciteitslevering wel of niet zeggenschap hebben over de modaliteiten van de energieovereenkomsten. Kunt u voorgaande argumentatie verder verduidelijken? Waarom is het onderscheid dat gemaakt wordt door de hervorming verantwoord in het licht van het gelijkheidsbeginsel? Ik vroeg u in februari ook of de forfaitaire waardering van het voordeel alle aard elektriciteit en verwarming niet vastgelegd kan worden aan de hand van een reeks variabele parameters, naast de indexering. U antwoordde toen dat u aan uw administratie zou vragen om die mogelijkheid te onderzoeken. Hebt u dat intussen gedaan? Wat zijn de resultaten van dit onderzoek? De reële kostprijs voor elektriciteit en gas lag in december 2021 respectievelijk meer dan 300 en 600 euro hoger dan het forfaitaire bedrag voor deze voordelen, en ondertussen nog veel meer. Waarom hebt u de hervorming van het voordeel alle aard niet aangegrepen om deze forfaitaire bedragen aan te passen? Zou dat eventueel alsnog kunnen gebeuren?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Wanneer een belastingplichtige verwarming of elektriciteit ter beschikking krijgt zonder ook een woning ter beschikking te krijgen, gaat het veelal om een terbeschikkingstelling van verwarming en elektriciteit in het kader van cafetariaplannen. De belastingplichtige beslist in dat geval zelf of hij die terbeschikkingstelling van verwarming of elektriciteit al dan niet meeneemt in zijn cafetariaplan. Dat is niet het geval bij een conciërge, aan wie in de regel een welbepaalde woning ter beschikking wordt gesteld en waarbij de levering van verwarming en elektriciteit gebeurt volgens de modaliteiten die de werkgever met de energieleverancier is overeengekomen. In dat opzicht is het onderscheid in de behandeling van het voordeel van de verstrekking van verwarming en elektriciteit tussen een werknemer met een cafetariaplan en een conciërge, die een woning met verwarming en elektriciteit ter beschikking krijgt, verantwoord. Mijn administratie bekijkt momenteel of het mogelijk is om het voordeel van alle aard forfaitair te bepalen aan de hand van de gemiddelde prijzen van bijvoorbeeld elektriciteit en gas over een bepaalde periode, eventueel rekening houdend met een gemiddeld verbruik. Er wordt in dat kader bijvoorbeeld nagegaan over welke periode die gemiddelde prijs het best kan worden vastgelegd, en ook of het toepassingsgebied van het forfaitair bepaalde voordeel van alle aard eventueel beperkter kan worden omschreven.

Dieter Vanbesien : Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. We zullen het nog eens grondig bekijken. Ik ben in elk geval blij dat de administratie de mogelijkheden verder onderzoekt om eventueel wat aanpassingen te doen.