Parlementaire vraag nr. 907 van de heer Christian Leysen van 28.02.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/083 d.d. 21.04.2022, blz. 247

Inkomstenbelasting - Aangiftetermijn

VRAAG (van de heer Leysen)

Deze vraag betreft de toepassing van de termijnen waarbinnen een aangifte inkomstenbelasting moet worden ingediend, omschreven in artikel 310 van het WIB. Een vzw die geen onderneming exploiteert en geen verrichtingen verricht van winstgevende aard zal:

- indien in België gevestigd; aan de rechtspersonenbelasting onderworpen worden op basis van artikel 220,4° WIB;

- indien niet in België gevestigd; aan de belasting der niet-inwoners onderworpen worden op basis van artikel 227, 3° WIB.

Immers, deze bepalingen duiden onder meer als belastingplichtigen aan "rechtspersonen die 3 [...], geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden".

Artikel 19 van de wet van 26 januari 2021 betreffende dematerialisatie van de relaties tussen de FOD Financiën, de burgers, rechtspersonen en bepaalde derden, en tot wijziging van diverse fiscale wetboeken en wetten heeft artikel 310 WIB herschreven, waarin de termijnen zijn opgenomen waarbinnen een aangifte inkomstenbelasting moet worden ingediend. Wat betreft ontbonden rechtspersonen bepaalt artikel 310, tweede lid WIB de termijn voor de zonder vereffening ontbonden vennootschappen. Een vzw die geen onderneming exploiteert en zich niet bezig houdt met verrichtingen van winstgevende aard, valt niet onder de definitie van "vennootschap" in artikel 2, § 1, 5°, a) WIB. Immers, een vennootschap is "enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die 24 [...] een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard". Echter, de termijn opgenomen in artikel 310, derde lid, WIB kan evenmin toegepast worden omdat deze handelt over "andere ontbonden ondernemingen". In de beschreven veronderstelling gaat het echter om een vzw die géén onderneming exploiteert.

Welke (eventueel wetgevende) initiatieven zult u nemen om deze onduidelijkheid weg te werken?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Wat een vzw betreft die geen onderneming exploiteert en geen verrichtingen van winstgevende aard verricht, wordt de indieningstermijn van de aangifte in de rechtspersonenbelasting bepaald door artikel 310, 1e lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat stelt: "Voor binnenlandse vennootschappen of aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersonen, zomede voor belastingplichtigen die ingevolge de artikelen 246 en 247 aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, wordt de uiterste datum van indiening van de aangifte vastgesteld op de laatste dag van de zevende maand volgend op het afsluiten van het boekjaar. De aangifte dient te zijn gebaseerd op de goedgekeurde jaarrekening." De uiterste datum van indiening van de aangifte in de rechtspersonenbelasting voor deze vzw die geen onderneming exploiteert en geen verrichtingen van winstgevende aard verricht wordt dus vastgesteld op de laatste dag van de zevende maand die volgt op de maand van het afsluiten van het boekjaar, of deze vzw al dan niet ontbonden is. Wat een ontbonden vzw betreft dient te worden verduidelijkt dat de beslissing tot ontbinding van een aan de rechtspersonenbelasting onderworpen vzw geen gevolg heeft op de aangifteplicht: een vzw in vereffening blijft tot het sluiten van de vereffening verplicht om jaarlijks een aangifte in de rechtspersonenbelasting in te dienen. Immers wordt, krachtens art. 2:115, § 1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, een vzw na ontbinding geacht voort te bestaan voor haar vereffening. Aangezien artikel 310 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 geen bijzondere aangiftetermijn bepaalt voor ontbonden vzw's, blijft artikel 310, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 immers van toepassing. Bij de effectieve sluiting van de vereffening zal de vzw nog een laatste aangifte in de rechtspersonenbelasting indienen voor het lopende belastbare tijdperk dat loopt van 1 januari tot de datum van de sluiting van de vereffening. De uiterste datum van indiening van deze laatste aangifte wordt aldus eveneens bepaald overeenkomstig artikel 310, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en is dus vastgesteld op de laatste dag van de zevende maand die volgt op de maand van het afsluiten van het boekjaar. Tenslotte verwijs ik u naar de schriftelijke vraag nr. 432 van 26 juni 2020 gesteld door de heer Hendrik Bogaert, die betrekking heeft op de aangifte in de rechtspersonenbelasting van een vzw in ontbinding (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2019-2020, nr. 25). Het nieuwe artikel 310 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 was nog niet van toepassing op het antwoord zoals geformuleerd op deze geschreven parlementaire vraag maar de principes die erin werden ontwikkeld blijven wel van toepassing op de huidige vraag.