Parlementaire vraag nr. 135 van de heer Jenne De Potter van 29.04.2008

Invordering

Schuld

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Bedrijfsvoorheffing

VRAAG

Artikel 393, § 2 WIB92, gewijzigd bij de programmawet van 27 april 2007, bepaalt dat het kohier uitvoerbaar is tegen de personen die er niet zijn in opgenomen in de mate dat zij gehouden zijn tot de betaling van de belastingschuld op grond van het gemeen recht of op grond van de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

Krachtens artikel 442quater WIB92 worden onder de in dat artikel gestelde voorwaarden de bestuurders van een vennootschap hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de bedrijfsvoorheffing en interesten van de vennootschap.

1. Is de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders op grond van artikel 442quater WIB92 volgens u een civielrechtelijke foutaansprakelijkheid of is het een hoofdelijke aansprakelijkheid?

2. Betalen de bestuurders met andere woorden een schadevergoeding dan wel de bedrijfsvoorheffing van de vennootschap?

3. Wanneer een bestuurder zijn aansprakelijkheid op grond van artikel 442quater WIB92 betwist, dient de ontvanger zich naar de rechter te wenden om te horen vaststellen dat de tekortkoming aan de betalingsverplichting door de vennootschap het gevolg is van een bestuursfout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.

a) Vordert de ontvanger de betaling van de bedrijfsvoorheffing?

b) Vordert hij de vaststelling dat aan de toepassingsvoorwaarde van artikel 442quater WIB92 is voldaan?

c) Is het vonnis een declaratief dan wel een constitutief vonnis?

d) Kan de ontvanger op basis van artikel 393, § WIB92, gewijzigd bij de programmawet van 27 april 2007, de bedrijfsvoorheffing ingekohierd op naam van de vennootschap rechtstreeks uitvoeren ten aanzien van de hoofdelijk gehouden bestuurder?

e) Op welk tijdstip wordt geacht de schuld te ontstaan in hoofde van de hoofdelijk gehouden bestuurder?

4. Wanneer een bestuurder-aannemer hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor de bedrijfsvoorheffing van diens vennootschap, is deze fiscale schuld mede het voorwerp van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgever of hoofdaannemer zodra deze laatste wetgeving terug in werking treedt?

5. Hoe verhouden zich de tijdstippen waarop de schuld van de bedrijfsvoorheffing in hoofde van de vennootschap en in hoofde van de hoofdelijk gehouden bestuurder-aannemer geacht worden te ontstaan ten aanzien van het tijdstip waarop de hoofdelijke aansprakelijkheid ontstaat van de bouwheer of aannemer (op datum van het contracteren dan wel in de loop van de uitvoering van het contract ontstaat)?

ANTWOORD (vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen van 8 oktober 2008).

1. Bij programmawet van 20 juli 2006 is in het Wetboek van de inkomstenbelastingen een bijzonder stelsel van aansprakelijkheid voor bestuurders van vennootschappen ingevoerd, dat van toepassing is ingeval van niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing.

Artikel 442quater, WIB 1992 stelt ten aanzien van bestuurders van vennootschappen of rechtspersonen een hoofdelijke aansprakelijkheid in, indien die vennootschappen of rechtspersonen waarvan zij de dagelijkse leiding waarnemen de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet betalen en voor zover deze nietbetaling te wijten is aan een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.

De wet voorziet, bij herhaalde niet-betaling, in een vermoeden van fout juris tantum die een omkering van de bewijslast inhoudt. Het is derhalve de bestuurder die het bewijs van ontstentenis van fout moet aanleveren.

Volgens het verslag namens de Commissie voor de Financie¨n en de Begroting van 22 juni 2006 (DOC 51 2517/012, blz. 7 en 9), worden de bestuurders van ondernemingen en vzw's aldus «solidair aansprakelijk voor de betaling van de achterstallen inzake bedrijfsvoorheffing en btw (...). Handelaars of mensen die hun privé-vermogen wensen af te schermen en bijgevolg een rechtspersoon hebben opgericht voor bepaalde activiteiten die ze willen uitoefenen, zullen nu toch gehouden zijn tot het betalen van bedrijfsvoorheffing, btw en sociale zekerheidsbijdragen ...»

De administratie gaat er dan ook van uit dat de bestuurders hoofdelijk gehouden zijn tot de betaling van de belasting.

2. De bestuurders, waarvan de aansprakelijkheid vastgesteld werd, zijn krachtens artikel 442quater, WIB 1992 hoofdelijk gehouden tot de betaling van de bedrijfsvoorheffing, in hoofdsom en in interesten.

3.

a) Ja.

b) De administratie moet in principe het bewijs leveren van de fout in de uitoefening van het bestuur van de onderneming. Het betreft hier een aquiliaanse aansprakelijkheid waarbij de administratie het bewijs dient te leveren van de drie constitutieve elementen van de burgerlijke aansprakelijkheid.

De rechter moet dan ook nagaan of deze elementen aanwezig zijn.

Ingeval van herhaalde niet-betaling, voert de wet een vermoeden juris tantum in die een omkering van de bewijslast inhoudt. Zodoende komt het aan de bestuurder toe om in dergelijk geval de afwezigheid van een fout aan te tonen.

c) Een rechterlijke uitspraak is constitutief indien het een nieuwe juridische situatie in het leven roept, eerder dan dat het een loutere erkenning van een reeds bestaande rechtstoestand inhoudt. Zij heeft rechtsgevolgen vanaf de dag van haar uitspraak.

Een rechterlijke uitspraak is declaratief indien zij ertoe strekt de rechten vast te stellen waarover de partijen beschikten bij de aanvang van de gerechtelijke procedure. Dit is het geval bij een rechterlijke uitspraak op grond van artikel 442quater, WIB 1992.

d) Het spreekt voor zich dat de administratie over een definitieve rechterlijke uitspraak op grond van artikel 442quater, WIB 1992 moet beschikken, alvorens de betaling van de bedrijfsvoorheffing te kunnen vervolgen ten aanzien van de bestuurder.

e) Overeenkomstig artikel 442quater, § 2, WIB 1992 bestaat er, ingeval van herhaalde niet-betaling, een vermoeden van fout in hoofde van de bestuurders.

Deze fout ontstaat in hoofde van de bestuurders ingeval de voorwaarden van paragraaf 2 vervuld zijn (en voor zover het vermoeden niet is weerlegd) :

- hetzij het gebrek aan betaling van ten minste twee vervallen schulden binnen een periode van een jaar voor een trimesterie¨le schuldenaar;

- hetzij het gebrek aan betaling van ten minste drie vervallen schulden binnen een periode van een jaar voor een maandelijkse schuldenaar.

De schuld - die volgt uit de fout - ontstaat door de werking van de wet, tegenover de bestuurders zodra bovenstaande voorwaarden vervuld zijn.

In het geval bedoeld in paragraaf 1 van artikel 442quater, WIB 1992, waar de fout niet vermoed wordt, ontstaat de aansprakelijkheid op het ogenblik dat de fout wordt begaan.

4 en 5. Ter zake kan het geachte lid worden verwezen naar het antwoord onder punt 6 van de vraag nr. 137 van 7 februari 2008 betreffende artikel 402, WIB 1992: overeenkomstig artikel 402, § 4, tweede lid, WIB 1992, kan de hoofdelijke aansprakelijkheid ingeroepen worden voor de betaling van de fiscale schulden opgesomd onder de punten 1o tot 3o en de niet-betaalde bedragen in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in dat artikel. Deze bepaling beoogt geen andere gevallen van hoofdelijke aansprakelijkheid dan deze opgesomd in artikel 402, WIB 1992.