Parlementaire vraag nr. 61 van de heer Luk Biesen van 21.11.2014
Parlementaire vraag nr. 61 van de heer Luk Biesen dd. 21.11.2014
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2014-2015, QRVA 54/008 dd. 19.01.2015, blz. 136
Inkomstenbelastingen. - De restaurantkosten tijdens buitenlandse zakenreizen (MV 351).
VRAAG (van de heer Biesen)
Luidens de thans geldende tekst van artikel 53,8°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ("WIB 1992") zijn restaurantkosten slechts ten belope van 69% fiscaal als beroepskost aftrekbaar. In de Administratieve Commentaar is onder nr. 53/143, 2°-4° alinea opgenomen dat : "De beperking van de aftrek van restaurantkosten is ook niet van toepassing op de vergoedingen die ondernemingen toekennen als terugbetaling van verblijfkosten die zij normaliter zelf moeten dragen, die door hun personeelsleden zijn gemaakt ter gelegenheid van dienstreizen en die niet belastbaar zijn ingevolge artikel 31, tweede lid, 1°, in fine, WIB 92. Het betreft immers de "terugbetaling van eigen kosten van de werkgever" (zie ook 31/36) (PV nr 101, 7.2.1989, Sen. de Clippele, Bull. 685, blz. 1591). De verblijfkosten waarvan hierboven sprake betreffen in feite de andere kosten dan de eigenlijke verplaatsingskosten (trein, wagen enz.), namelijk de kosten van maaltijden en dranken ingevolge buiten de onderneming maar voor rekening van deze laatste geleverde prestaties waarvan de totale duur meer dan vijf uur per dag bedraagt. Deze notie sluit aan bij die welke voorkomt in 31/36 waarin wordt gepreciseerd dat de forfaitaire vergoedingen die ondernemingen toekennen als terugbetaling van "verblijfkosten" die te hunnen laste zijn en die door hun personeelsleden worden gedaan tijdens dienstreizen in België geen belastbaar gedeelte bevatten wanneer het bedrag van die vergoedingen wordt vastgesteld met inachtneming van het werkelijke aantal verplaatsingen en niet hoger is dan de gelijkaardige vergoedingen die de Staat aan zijn personeel verleent op grond van het Koninklijk besluit van 24 december 1964 (BS 6.1.1965) tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten, toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries (PV nr 251, 26.6.1989, Sen. de Clippele, Bull. 690, blz. 204)." Deze paragrafen werden niet gewijzigd door de administratieve circulaire nr. 2004-0171 van 26 mei 2004. De stelling dat restaurantkosten die kosten eigen aan de werkgever of eigen aan de vennootschap volledig aftrekbaar zijn, wordt bevestigd in het punt 1. onderdeel van de parlementaire vraag nr. 791 van 11 mei 2005 van mevrouw Trees Pieters (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2004-2005, nr. 089, blz. 15743-15745). Kan u bevestigen dat, indien een werknemer of een bedrijfsleider tijdens een zakenreis een maaltijd nuttigt waarvan het bedrag niet excessief hoog is, zonder aanwezigheid van klanten, leveranciers of enige andere zakenrelatie (die dus kwalificeren als "kosten eigen aan de werkgever" of "kosten eigen aan de vennootschap) in deze omstandigheden de terugbetaling van het werkelijk bedrag van deze kost door de werkgever of vennootschap waarin de bedrijfsleider zijn functie uitoefent, volledig fiscaal aftrekbaar is ?
ANTWOORD (van de minister)
Indien de door een werkgever of een vennootschap gedane terugbetaling van het werkelijke bedrag van de restaurantkosten die een werknemer of een bedrijfsleider tijdens een buitenlandse zakenreis heeft gemaakt, als een niet belastbare terugbetaling van eigen kosten van de werkgever of de vennootschap kan worden aangemerkt, moet die terugbetaling niet aan de aftrekbeperking tot 69 % worden onderworpen. In voorkomend geval kunnen de desbetreffende kosten evenwel overeenkomstig artikel 53, 10° en 11°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden verworpen in zover ze op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen. De vraag of die kosten op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen of niet, betreft een feitenkwestie die geval per geval moet worden beoordeeld.