Parlementaire vraag nr. 1537 van mevrouw Griet Smaers van 06.03.2017

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2016-2017, QRVA 54/137 d.d. 28.11.2017, blz. 314

Het ter beschikking stellen van de auto en deeleconomie

VRAAG (van mevrouw Smaers)

In uw antwoord op mijn vraag nr. 1130 van 20 juli 2016 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2016-2017, nr. 103) heeft u gesteld dat de opsplitsing niet enkel geldt voor de verhuur van kamer met bijkomstige diensten, maar ook voor andere gevallen. In datzelfde antwoord heeft u ook gezegd dat voor wat betreft de particulier die via een erkend online platform met zijn eigen wagen deelneemt aan het vervoer van andere particulieren, waarbij hij zelf als chauffeur optreedt, het als één globale dienst moet worden aanzien en as such voor 100 % onder het fiscale regime van de deeleconomie valt. De vergoeding moet volgens u dan ook niet worden uitgesplitst. Het kan in verschillende situaties voorvallen dat bovenstaand geval gebeurt via een bedrijfswagen en dus niet met de eigen wagen. In die optiek ben je zelf dan geen eigenaar van het voertuig, maar stel je het wel ter beschikking via het online platform, waarbij je zelf als chauffeur je diensten aanbiedt in het kader van het vervoer van personen. Op basis van uw antwoord zou het mogelijk zijn dat hier ook sprake is van één globale dienst, die voor 100 % onder de deeleconomie kan vallen. We weten dat bedrijfswagens worden gebruikt als een vorm van loonpolitiek bij bedrijven, om zo de nodige loonkosten te drukken en alsnog potentiële werknemers aan te werven of te behouden. Vanuit het standpunt van de bedrijfskost voor de werkgever is de (para)fiscale behandeling van het voordeel van alle aard (VAA) gunstiger in verhouding tot een gewoon loon. Op die manier kan een bedrijf een loonsverhoging toekennen, zonder dat daar een flinke hap uit wordt genomen door de overheid. De vraag is natuurlijk of deze ratio strookt met de ratio van deeleconomie.

1. Kan u aangeven of bovenstaande vorm van autodelen ook één globale dienst uitmaakt - en dus voor 100 % onder de deeleconomie kan vallen - indien de wagen niet de eigen wagen is, maar een bedrijfswagen/leasingwagen?

2. Indien ja, strookt deze mogelijkheid dan met de ratio van een VAA, waarbij een voordeel wordt gegeven dat eigenlijk dienstdoet als een loonsverhoging?

3. Indien dit strookt met de ratio van een VAA, worden de ontvangen vergoedingen vanuit de deeleconomie dan aanzien als een bijkomend VAA?

4. Aangezien de kosten voor een salariswagen gedragen worden door een werkgever, betekent dit dat de belastingplichtige die zo een salariswagen zou gebruiken binnen het stelsel van de deeleconomie geen enkele beroepskost kan aantonen. Zo niet, welke dan wel?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

1. Wanneer een werknemer de beschikking heeft over een bedrijfswagen voor persoonlijk gebruik (woon-werkverplaatsingen en eigenlijke privéverplaatsingen), en hij vervoert als particulier via een erkend elektronisch platform andere particuliere personen met zijn bedrijfswagen, dan geldt ook hier dat de vergoeding voor deze dienstverrichting in haar geheel een divers inkomen uitmaakt waarop het fiscaal regime van de deeleconomie van toepassing is.

2. Wanneer een werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt aan zijn werknemer voor persoonlijk gebruik (woon-werkverplaatsingen en eigenlijke privéverplaatsingen), dient er bij de werknemer overeenkomstig de bepalingen van artikel 36, § 2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) een voordeel van alle aard te worden belast dat forfaitair wordt geraamd. De forfaitaire berekening van dit voordeel staat volledig los van de intensiteit of de frequentie en het daadwerkelijk gebruik van de bedrijfswagen voor die persoonlijke doeleinden. Wanneer de werknemer zijn bedrijfswagen ook gebruikt in het kader van de deeleconomie dan vallen die verplaatsingen onder het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen. Dit gegeven wijzigt niets aan de forfaitaire raming van het voordeel.

3. Zoals reeds meegedeeld in mijn antwoord op vraag 1 maakt de vergoeding voor deze dienstverrichting in haar geheel een divers inkomen uit waarop het fiscaal regime van de deeleconomie van toepassing is en maakt ze geenszins een bijkomend te belasten voordeel van alle aard uit.

4. De wetgever heeft geen mogelijkheid om werkelijke beroepskosten af te trekken voorzien in het nieuwe belastingregime van de inkomsten uit de deeleconomie. Overeenkomstig artikel 97/1, WIB 92, worden de in artikel 90, eerste lid, 1°bis, WIB 92 vermelde inkomsten uit de deeleconomie evenwel naar het netto bedrag in aanmerking genomen. Dit is het bruto bedrag verminderd met 50 % forfaitaire kosten.