Artikel 63^18/1, KB/WIB 92

Art. 63^18/1, § 7, eerste lid, 2°, b), en § 8, is opgeheven 10 dagen na publicatie van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad (08.06.2024) (art. 1, KB 12.05.2024 - B.S. 29.05.2024; Numac: 2024005240)


§ 1. Voor de toepassing van artikel 145^33, § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i, j en l, 2° en 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen worden erkend:

1° de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek;

2° de instellingen die oorlogsslachtoffers bijstaan;

3° de instellingen die mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan;

4° de instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden;

5° de culturele instellingen;

6° de instellingen opgericht voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen;

7° de instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu;

8° de instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen;

9° de instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben;

10° de instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben.

§ 2. De erkenning wordt voor een periode van ten hoogste zes opeenvolgende kalenderjaren verleend.

§ 3. De in paragraaf 1 vermelde instellingen moeten, naast de in de artikelen 63^18/3 vermelde bijzondere voorwaarden aan volgende algemene voorwaarden voldoen:

1° zij moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en gevestigd zijn in België;

2° zij mogen generlei gewin bejagen, noch voor zichzelf, noch voor hun organen, noch voor hun leden als zodanig.

§ 4. Om te worden erkend moeten de instellingen als vermeld in paragraaf 1 daartoe een schriftelijke aanvraag indienen in de vorm en binnen de termijnen als hierna bepaald.

§ 5. De aanvragen om erkenning of hernieuwing van de erkenning moeten uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de erkenning of hernieuwing van de erkenning wordt aangevraagd, bij de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit van de FOD Financiën worden ingediend; de termijn mag evenwel niet korter zijn dan 3 maanden vanaf de datum waarop de aanvragende instelling rechtspersoonlijkheid verkrijgt.

In afwijking van het voorgaande lid kan voor de instellingen als bedoeld in paragraaf 1, 6° en 8°, een aanvraag om erkenning eveneens geldig worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de datum van de aanvang van de hulpverlening door de betrokken instelling. In afwijking van paragraaf 2 wordt in dat geval de erkenning toegestaan voor een periode van ten hoogste 3 kalenderjaren. Wat het eerste kalenderjaar betreft, geldt de erkenning pas vanaf de aanvang van de hulpverlening.

§ 6. Voor de instellingen bedoeld in paragraaf 1, 3°, kan de erkenning in gevallen van uitzonderlijke en dringende bijstand aan behoeftigen eveneens worden toegestaan wanneer:

- de werkzaamheden van de instelling die bijstand verleent, niet nationaal zijn of niet gericht zijn op bijstand aan behoeftigen;

- of nog de aanvraag om erkenning niet voorafgaat aan de bijstand.

In die gevallen moet de aanvraag om erkenning uiterlijk 6 maanden na de aanvang van de bijstand worden ingediend en wordt de erkenning beperkt tot een maximumduur van 3 opeenvolgende kalenderjaren.

§ 7. De aanvragen om erkenning of hernieuwing van de erkenning moeten omvatten:

1° alle nuttige gegevens die de bevoegde raadgevende instellingen van de Staat of van de Gemeenschappen in de mogelijkheid stellen te onderzoeken of de aanvragende instelling aan de in paragraaf 3 gestelde algemene voorwaarden en de in artikel 63^18/3 gestelde bijzondere voorwaarden voldoet;

2° een verklaring waarbij de aanvragende instelling de verbintenis aangaat:

a) tot het dekken van de kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 % van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen;

b) (...)

c) de ambtenaren van de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten;

d) aan de diensten die worden aangewezen door de voor de erkenning bevoegde organen van de Staat, van de Gewesten of van de Gemeenschappen, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om erkenning nuttig zijn.

Die aanvragen moeten bovendien worden gestaafd met een voor eensluidend verklaard afschrift van de rekening van de ontvangsten en uitgaven van het laatst afgesloten boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar.

(...)