Commentaar van art. 264bis, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92

TITEL VI: AAN DE VIER BELASTINGEN GEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I: Storting van de belasting door voorheffing

Afdeling III: Roerende voorheffing

Onderafdeling II: Vrijstelling en verzaking van de voorheffing

Art. 264bis, WIB 92

I. WETTEKST

264bis/0

II. ALGEMEEN

264bis/1

III. BEDOELDE VERKRIJGERS

264bis/4

IV. BEDOELDE INKOMSTEN

264bis/5

V. IN BELGIE GEVESTIGDE FINANCIELE TUSSENPERSOON

264bis/7

VI. TUSSENPERSOON DIE DE BETALING ONTVANGT

264bis/9

VII. FORMELE VOORWAARDE: OVERHANDIGING VAN EEN ATTEST

264/bis12

Art. 264bis, WIB 92

I. WETTEKST

Nummer 264bis/0

Deze administratieve commentaar is bijgewerkt op basis van de volgende laatste wettelijke bepaling: W 25.4.2006 houdende diverse fiscale bepalingen inzake roerende inkomsten (hierna W 25.4.2006).

Art. 264bis. - Wanneer een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of erkende verrekenings- of vereffeningsinstelling, aan een niet in artikel 261, vierde lid, bedoelde tussenpersoon in artikel 230, eerste lid, 2°, a) of b), bedoelde inkomsten betaalt, is de roerende voorheffing op deze inkomsten niet verschuldigd mits de laatstgenoemde tussenpersoon hem een attest bezorgt waarin wordt bevestigd dat de verkrijgers:

- in artikel 227 bedoelde niet inwoners zijn;

- de kapitalen en financiële instrumenten die de inkomsten voortbrengen, niet hebben aangewend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in België;

- volle eigenaar of vruchtgebruiker zijn van de kapitalen en financiële instrumenten die de inkomsten voortbrengen.

II. ALGEMEEN

Nummer 264bis/1

De inlassing van art. 264bis, WIB 92, kadert in het stelsel dat van toepassing is op roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong, op roerende inkomsten die worden toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover een Belgische schuldenaar in het buitenland beschikt en op sommige roerende inkomsten met een buitenlands karakter, zoals ingevoegd door de W 25.4.2006 (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 14).

Die wet had o.m. als doel om tot een soepelere fiscale regeling te komen inzake de betaling van bepaalde roerende inkomsten aan niet-inwoners en inzake de inning van de RV, zodat de Belgische operatoren uit de financiële sector de mogelijkheid krijgen om grensoverschrijdende "custody" (1) (zie nr. 264bis/2) en aanverwante diensten te blijven aanbieden (zoals de principal paying agent activiteit, het optreden als agent in gesyndiceerde leningen, cash-management en betalingsverrichtingen en beheerder van een effectenleningsprogramma) temidden een context van internationale consolidatie en verscherpte concurrentie (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 4).

(1) "Custody" van financiële instrumenten betekent de bewaarneming ervan (Parl. St., Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 19).

Nummer 264bis/2

De "custody" activiteit bestaat uit de dienstverlening betreffende in bewaring genomen financiële instrumenten. Die diensten worden in de regel aangeboden door banken, beursvennootschap-pen en vereffeningsinstellingen aan bewaargevers die zelf de financiële instrumenten kunnen aanhouden als eigenaar of als bewaarnemer voor derden. "Custody" is een zeer internationale activiteit waarbij vaak een ketting van bewaarnemers ontstaat die elk op hun beurt ook bewaargever zijn ten opzichte van een volgende "custodian". Als "eindhalte" in de keten zullen, voor elk land, de financiële instrumenten uiteindelijk in bewaring worden gegeven bij een centraal vereffeningsinstituut (een "central securities depository", CSD) zoals Euroclear Belgium (voor Belgische financiële instrumenten), Euroclear France (voor Franse financiële instrumenten), Euroclear Nederland (voor Nederlandse financiële instrumenten), DTC (voor Amerikaanse financiële instrumenten) of CREST (voor Britse financiële instrumenten) (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 4).

Financiële instellingen geven vaak de financiële instrumenten die ze aanhouden ten behoeve van hun cliënteel of voor eigen rekening in bewaargeving bij "local custodians" per land van emissie. Ze kunnen evenwel ook beroep doen op een "global custodian" als zij één centrale dienstverlener willen gebruiken. Die laatste zal beroep doen op de diensten van local custodians (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 4 en 5).

Andere financiële instellingen zullen er voor opteren om zelf custody activiteiten te ontwikkelen en te centraliseren in één vennootschap van de groep om duplicatie van investeringen te vermijden. Die vennootschap zal dan als "global custodian" optreden voor de andere financiële instellingen van de groep en eventueel ook voor derden (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 5).

Nummer 264bis/3

Art. 264bis, WIB 92, voorziet in een vrijstelling van RV op bepaalde inkomsten waarvan de verkrijgers niet-inwoners zijn zoals bedoeld in het nr. 264bis/4, wanneer een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of erkende verrekenings- of vereffeningsinstelling ze niet recht-streeks aan die verkrijgers betaalt, maar aan een tussenpersoon (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 23).

III. BEDOELDE VERKRIJGERS

Nummer 264bis/4

Zijn bedoeld de in art. 227, WIB 92, vermelde verkrijgers:

- die volle eigenaar of vruchtgebruiker zijn van de kapitalen en financiële instrumenten die de inkomsten voortbrengen;

- en die de kapitalen en financiële instrumenten niet hebben aangewend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in België.

Het betreft m.a.w. de spaarders niet-inwoners in de zin van art. 105, 5°, KB/WIB 92.

IV. BEDOELDE INKOMSTEN

Nummer 264bis/5

Het gaat om de inkomsten waarvoor art. 230, eerste lid, 2°, a) en b), WIB 92, in een vrijstelling van BNI voorziet wanneer die inkomsten door de tussenpersoon of schuldenaar rechtstreeks aan de verkrijger worden betaald door middel van de overlegging door die laatste van een attest ad hoc (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 24).

De inkomsten zoals bedoeld in art. 230, eerste lid, 2°, c), WIB 92 (inkomsten verkregen in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot buitenlandse financiële instrumenten waarvan de schuldenaar is onderworpen aan de PB, de Ven.B, de RPB of de BNI, op voorwaarde dat in dat laatste geval de inkomsten zijn toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover hij in België beschikt) (2) worden niet beoogd door art. 264bis, WIB 92.

(2) Het betreft m.a.w. de inkomsten van Belgische oorsprong verkregen in uitvoering van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot buitenlandse financiële in-strumenten (Parl. St. W 25.4.2006, DOC 51 2323/001, blz. 14, tweede lid).

Wat betreft die inkomsten, beoogt art. 230, tweede lid, WIB 92, dat de voorwaarden bepaalt voor de toepassing van de vrijstelling zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, van dat artikel, inderdaad niet de tussenkomst van een financiële tussenpersoon bij de betaalbaarstelling van die categorie van inkomsten.

Nummer 264bis/6

Die inkomsten zoals bedoeld in art. 230, eerste lid, 2°, a) of b), WIB 92, zijn bijgevolg:

- de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, andere dan dividenden, waarvan de schuldenaar onderworpen is aan de PB, de Ven.B of de RPB, wanneer die inkomsten worden toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover de schuldenaar in het buitenland beschikt;

- de vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot verkregen in uitvoering van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot buitenlandse financiële instru-menten, waarvan de schuldenaar een leningnemer, een cessionaris of een pandnemer is die onder-worpen is aan de PB, de Ven.B of de RPB (zie commentaar op art. 228, WIB 92) wanneer die inkom-sten worden toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover de schuldenaar in het buiten-land beschikt;

- de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, andere dan de inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, waarvan de schuldenaar onderworpen is aan de BNI, die de bedoelde inkomsten niet heeft toegerekend op de resultaten van de inrichting waarover hij in België beschikt;

- de vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot verkregen in uitvoering van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot financiële instrumenten, waarvan de schuldenaar een leningnemer, een cessionaris of een pandnemer is die onderworpen is aan de BNI (zie commentaar op art. 228, WIB 92), die de bedoelde inkomsten niet heeft toegerekend op de resultaten van een inrichting waarover hij in België beschikt.

V. IN BELGIE GEVESTIGDE FINANCIELE TUSSENPERSOON

Nummer 264bis/7

Voor de toepassing van de vrijstelling van de RV, zijn enkel bedoeld de in België gevestigde financiële tussenpersonen die tussen beide komen bij de betaling van de inkomsten en die de hoedanig-heid hebben van:

- hetzij kredietinstelling overeenkomstig de W 22.3.1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

- hetzij beursvennootschap overeenkomstig de W 6.4.1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;

- hetzij verrekeningsinstelling overeenkomstig de W 22.2.1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

- hetzij vereffeningsinstelling overeenkomstig de W 22.2.1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.

Zowel binnenlandse vennootschappen als vaste inrichtingen in België van een niet-inwoner worden bedoeld (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 15).

Nummer 264bis/8

De vrijstelling van de RV zoals voorzien in art. 264bis, WIB 92, heeft niet tot gevolg dat de financiële tussenpersonen zoals bedoeld in het nr. 264bis/7 vrijgesteld zijn van het indienen van een regelmatige aangifte in de RV overeenkomstig de art. 312 en 412, WIB 92 (zie in die zin Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 23).

VI. TUSSENPERSOON DIE DE BETALING ONTVANGT

Nummer 264bis/9

Art. 264bis, WIB 92, beoogt de gevallen waarin de inkomsten door de in België gevestigde financiële tussenpersoon niet rechtstreeks aan de verkrijger worden betaald, maar aan een andere tussenpersoon. Om te vermijden dat eerstgenoemde, die aldus bij toepassing van art. 261, eerste lid, 2°, WIB 92, de schuldenaar van de RV is wanneer hij de inkomsten betaalt aan een andere tussenpersoon dan een in art. 261, vierde lid, WIB 92, vermelde in het buitenland gevestigde onderneming, de RV zou dienen in te houden (zie commentaar op art. 261, WIB 92) in de gevallen waarin de verkrijger niet belastbaar is op die inkomsten, voorziet art. 264bis, WIB 92, in een vrijstelling ervan mits de tussen-persoon aan wie hij deze inkomsten betaalt, een attest overlegt (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 24 en het nr. 264bis/12).

Nummer 264bis/10

De tussenpersoon aan wie de inkomsten worden betaald, moet een tussenpersoon zijn die niet is bedoeld in art. 261, vierde lid, WIB 92, en dit om te vermijden dat art. 264bis, WIB 92, in concurrentie zou gaan met art. 261, vierde lid, WIB 92 (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 23).

De maatregel is niet enkel beperkt tot de "financiële" tussenpersonen gelet op de bedoeling om de gevallen te beogen die niet worden gedekt door art. 261, eerste lid, 2°, c, WIB 92 (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 24).

Nummer 264bis/11

Bijgevolg komt als tussenpersoon in aanmerking, een onderneming andere dan deze bedoeld in art. 261, vierde lid, WIB 92, namelijk een andere dan:

- een kredietinstelling;

- een financiële tussenpersoon zoals bedoeld in art. 2, 9°, W 2.8.2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (W 2.8.2002);

- een verrekeningsinstelling zoals bedoeld in art. 2, 16°, van de voormelde W 2.8.2002;

- een vereffeningsinstelling zoals gedefinieerd in art. 2, 17°, van de voormelde W 2.8.2002;

- een onderneming waarvan de voornaamste activiteit bestaat uit het beheer van vermogens, het adviseren bij het beheer van vermogens of uit de bewaarneming en het beheer van financiële in-strumenten, alsmede de ondernemingen die uit hoofde van de wetgeving waaraan ze zijn onderwor-pen, gemachtigd zijn één van die activiteiten uit te oefenen.

VII. FORMELE VOORWAARDE: OVERHANDIGING VAN EEN ATTEST

Nummer 264bis/12

Het verlenen van de vrijstelling van de RV is onderworpen aan de overhandiging van een attest, door de tussenpersoon aan wie de inkomsten worden betaald, aan de in België gevestigde financiële tussenpersoon.

In dat attest bevestigt de tussenpersoon die de betaling ontvangt dat de verkrijgers:

- in art. 227, WIB 92, bedoelde niet-inwoners zijn;

- de kapitalen en financiële instrumenten die de inkomsten voortbrengen, niet hebben aangewend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in België;

- volle eigenaar of vruchtgebruiker zijn van de kapitalen of de financiële instrumenten die de inkom-sten voortbrengen.

Nummer 264bis/13

Als die tussenpersoon eenzelfde effectenrekening gebruikt zowel voor de financiële instrumenten die hij aanhoudt voor rekening van derden waarop de vrijstelling van art. 264bis, WIB 92, van toepassing is, als voor financiële instrumenten die hij voor eigen rekening aanhoudt en waarop de vrijstelling van art. 230, eerste lid, 2°, WIB 92, kan worden toegepast, dan kunnen beide attesten uiteraard worden samengevoegd in één attest (Parl. St., 2005-2006, Kamer, DOC 51 2323/001, blz. 25).