Parlementaire vraag nr. 133 van mevrouw Pieters van 25.11.1999

VRAAG 99/133

Vraag nr. 133 van mevrouw Pieters dd. 25.11.1999


Vr. en Antw., Kamer, 1999-2000, nr. 29, blz. 3434-3437

Bull. nr. 808, pag. 2191

De Fiscale Koerier 2000/343

Afstand bezoldigingen bedrijfsleiders

VRAAG

Bij de financiële en verzekeringsinstellingen en bij sommige holdings is het een traditie dat de raden van bestuur zijn samengesteld uit vooraanstaande en ervaren bedrijfsleiders uit diverse sectoren van de bedrijfswereld.

Voor die persoonlijke mandaten en die eervolle functies worden zij vergoed door middel van tantièmes, zitpenningen en terugbetalingen van reis- en verplaatsingskosten en maaltijdkosten.

Ingevolge onderlinge overeenkomst worden die tantièmes afgestaan ofwel aan de naamloze vennootschap waar ze hun hoofdactiviteit als bedrijfsleider ontplooien ofwel aan de patrimoniumvennootschap waar zij en/of hun gezinsleden hoofdaandeelhouders en/of bestuurders zijn.

1. Kunnen die bij eenvoudige, al dan niet geregistreerde, overeenkomst afgestane tantièmes inzake personenbelasting als een aftrekbare beroepskost in de zin van artikel 49 WIB 1992 worden aangemerkt?

2. In welk aanslagjaar van toekenning of werkelijke terugbetaling of afstand vormen die afgestane tantièmes eventueel een aftrekbare beroepskost?

3. In welk aanslagjaar en in welke mate is de al dan niet geheel of gedeeltelijke afgestane maar werkelijk ingehouden bedrijfsvoorheffing verrekenbaar met de personenbelasting?

4.
a) Wat is het taxatieregime van die afgestane tantièmes in hoofde van de genietende rechtspersoon en op welk ogenblik wordt die afstand aldaar belastbaar in de vennootschapsbelasting?

b) Welke fiscale aftrekkingen mogen hierop evenueel nog worden verricht (cf. artikelen 199 tot 207 WIB 1992)? Gelden hierbij beperkingen?

5.
a) In welke mate is er wettelijk sprake van een dubbele belasting in de personenbelasting en in de vennootschapsbelasting wanneer die afstand fiscaal moet worden geweigerd in de personenbelasting?

b) Op welke wijze en binnen welke termijnen kan er ambtshalve ontheffing worden verleend bij verzoekschrift of bij bezwaarschrift?

6. Dienen die afgestane sommen als beroepskosten fiscaal eveneens te worden verantwoord in de zin van artikel 57, 1° tot 3°, WIB 1992 door middel van het indienen van individuele fiches 281.50 op naam van die rechtspersonen en een samenvattende opgave 325.50?

7. Door welke controlecentra of klassieke belastingdiensten worden dergelijke dossiers grondig onderzocht (cf. artikel 297 WIB 1992)?

8. Kan uit fiscaalrechtelijk oogpunt die afstand, in combinatie met artikel 49 WIB 1992, terzelfdertijd eventueel ook worden aangemerkt als een niet als beroepskost aftrekbare "andere uitgave" of als een liberaliteit in de zin van artikel 53, 1°, WIB 1992?

9. Bestaat er nopens de opgeworpen aangelegenheid fiscale jurisprudentie en door welke specifieke bepalingen van het vennootschapsrecht en/of de boekhoudwet (van 17 juli 1975) is bedoelde materie eventueel ook nog geregeld?

ANTWOORD

Het geachte lid gelieve hierna de antwoorden op haar vragen te vinden in verband met de afstand van bezoldigingen door bedrijfsleiders.

Bij de bedrijfsleiders

Overeenkomstig artikel 32 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 4 mei 1999 houdende diverse fiscale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1999), behoren inzonderheid de vaste of veranderlijke tantièmes, zitpenningen en andere sommen die vennootschappen aan hun bedrijfsleiders toekennen, tot de belastbare bezoldigingen van de bedrijfsleiders.

Die bezoldigingen van bedrijfsleiders zijn overeenkomstig de artikelen 270 en 271 WIB 92 en artikel 87, 1°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92 (KB/WIB 92) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen en moeten ten name van de bedrijfsleiders worden vermeld op individuele fiches nr. 281.20 (artikelen 90, § 1, en 92, § 1, KB/WIB 92). Die bedrijfsvoorheffing wordt bij de regularisatie van de fiscale toestand van de bedrijfsleider verrekend met de verschuldigde belasting die voor een aanslagjaar gevestigd is op de inkomsten die de bedrijfsleider in het belastbare tijdperk heeft verkregen en wordt terugbetaald in de mate dat zij de werkelijk verschuldigde belasting overtreft (artikelen 296 en 304, § 2, WIB 92).

Wanneer de belastingplichtige evenwel aantoont dat het verwerven of het behoud van zijn mandaat en van de inkomsten die hij eruit haalt daadwerkelijk en uitdrukkelijk ondergeschikt is aan het afstaan van een bepaald gedeelte van de emolumenten die hij ontvangt, kan hij overeenkomstig artikel 49 WIB 92 de aldus afgestane sommen voor hun nettobedrag als beroepskosten in mindering brengen voor het jaar van hun werkelijke afstand. Die afstand van sommen door bedrijfsleiders moet door individuele fiches 281.50 en een samenvattende opgave 325.50 worden verantwoord.

De beoordeling van die afgestane nettobezoldigingen als aftrekbare beroepskosten behoort in eerste instantie toe aan de controle personenbelasting of de controle buitenland waaronder de betrokken bedrijfsleider ressorteert.

De omstandigheid dat de afgestane sommen al dan niet door de bedrijfsleider als beroepskosten zijn afgetrokken, heeft geen invloed op de belastbaarheid van die afgestane sommen bij de vennootschap die ze ontvangt (zie ook hierna).

Niettemin aanvaardt de administratie der Directe Belastingen (thans geïntegreerd in de administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit) in wel bepaalde gevallen en op verzoek van de betrokkenen dat de bezoldigingen die aan bedrijfsleiders worden toegekend ter uitvoering van hun mandaten en die zij aan derden afstaan, om praktische redenen niet moeten worden aangegeven, voor zover de ontvangen bezoldigingen in hun geheel, contractueel en rechtstreeks worden afgestaan. Die afgestane bezoldigingen moeten dan ook niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen en moeten bijgevolg evenmin op individuele fiches nr. 281.20 worden vermeld.

Bij de vennootschap die de afgestane sommen ontvangt

De door het geachte lid beoogde afgestane tantièmes dienen in de hiervoor aangehaalde gevallen ten name van de verkrijgende rechtspersoon als een verwezenlijkte winst te worden beschouwd.

Volgens een vaste rechtspraak (zie dienaangaande de diverse in het nr. 24/6 van de administratieve commentaar op het WIB 92 aangehaalde arresten) is bovendien de winst die bestaat in een schuldvordering in beginsel belastbaar van zodra die vordering is ontstaan en een zeker en vaststaand karakter heeft gekregen, en dit ongeacht de datum van inning.

Daarnaast zijn wat de aftrekkingen betreft de bepalingen van de artikelen 199 tot 207, WIB 92 van toepassing, daarbij rekening houdende dat desbetreffende aftrekkingen moeten worden uitgevoerd in de volgorde als vermeld in de artikelen 76 tot 79, KB/WIB 92, door voor elk van die bestanddelen in het aangifteformulier op de daartoe voorziene regels het bedrag te vermelden dat effectief voor het desbetreffende belastbare tijdperk mag worden afgetrokken.

Voor het overige is de administratie van mening dat er slechts sprake is van dubbele belasting ten aanzien van dezelfde inkomsten in de zin van artikel 376 van voormeld wetboek, wanneer de ene belasting de andere wettelijk uitsluit. Dit impliceert dat de niet-aftrekbaarheid van de afgestane tantièmes in hoofde van de bedrijfsleider niet verhindert dat deze, bij gebrek aan een andersluidende wettelijke bepaling, belastbaar zijn ten name van de verkrijgende rechtspersoon.

Tot slot kan ik het geachte lid erop wijzen dat op het principiële vlak, behoudens uitdrukkelijke afwijkingen, alle terzake geldende bepalingen van de boekhoudwetgeving in fiscale zaken van toepassing zijn.