Parlementaire vraag nr. 1059 van de heer Jef Van den Bergh van 14.06.2016
Parlementaire vraag nr. 1059 van de heer Jef Van den Bergh dd. 14.06.2016
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2015-2016, QRVA 54/083, dd. 25.07.2016, blz. 222
Fiscale behandeling autodelen
VRAAG
In het kader van de mobiliteitsproblematiek stellen steeds meer werkgevers een abonnement autodelen ter beschikking van hun werknemers of betalen geheel of gedeeltelijk de kosten hiervan terug aan hun werknemers. De auto's in het kader van autodelen kunnen zowel voor zuiver privégebruik als voor de professionele of woon-werkverplaatsingen gebruikt worden. Het gaat hier dus niet om wagens die de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking van zijn werknemer stelt, maar om wagens die de werknemer gebruikt in het kader van een systeem dat zonder enige inmenging van de werkgever is georganiseerd. De kostprijs van autodelen bestaat in de sommige gevallen enerzijds uit een periodieke vaste vergoeding en anderzijds uit een kilometergerelateerde vergoeding. In andere gevallen is er een andere manier van tarifering. In de praktijk bestaat er onzekerheid over de fiscale behandeling van deze kosten in hoofde van de werkgever.
1. Zijn deze kosten onderworpen aan de aftrekbeperking als beroepskost vervat in artikel 66, § 1 en artikel 198bis, WIB 92?
2. Zo ja, geldt dit zowel voor de vaste vergoeding als voor de kilometergerelateerde vergoeding?
3. Maakt het een verschil uit of de werkgever rechtstreeks het abonnement afsluit op zijn naam of de kosten verbonden aan het privé-abonnement van de werknemer terugbetaalt?
4. Kunnen kosten gemaakt via een particulier autodeelsysteem ingebracht worden als aftrekbare beroepskost?
5. Moeten inkomsten uit het delen van privévoertuigen aangegeven worden?
a) Zo ja, op welke manier (tarief) worden deze dan belast?
b) Is er sprake van vrijstelling indien kan aangetoond worden dat het over het delen van kosten gaat?
ANTWOORD
1. en 2. De percentages voorzien in de artikelen 66 en 198bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zijn van toepassing op alle in deze vragen bedoelde autokosten. Indien de werknemer het voertuig voor persoonlijke doeleinden gebruikt (woon-werkverplaatsingen en eigenlijke privé-verplaatsingen), is het bedrag dat overeenstemt met het voordeel van alle aard, in voorkomend geval beperkt tot het bedrag van de werkelijk door de werkgever gemaakte kosten, aftrekbaar voor 100 pct., voor zover het bedrag van het voordeel van alle aard is vermeld op een individuele fiche op naam van de werknemer.
3. De hierboven vermelde principes zijn van toepassing op de twee voorgelegde gevallen.
4. De kosten die de werkgever heeft gemaakt via een particulier autodeelsysteem kunnen eveneens overeenkomstig voormelde principes als beroepskost in mindering worden gebracht.
5. Vooreerst wens ik erop te wijzen dat steeds geval per geval op basis van de feitelijke en juridische gegevens zal moeten worden nagegaan wat de juiste fiscale kwalificatie is van de inkomsten uit het delen van privévoertuigen. Gelet op de zeer algemene vraagstelling kan ik dan ook enkel meedelen dat in principe de inkomsten die buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid worden verkregen uit de verhuur zonder chauffeur van privévoertuigen, zodat carpoolen hier niet wordt bedoeld, roerende inkomsten zijn zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 3°, WIB 92, waarop de gewone regels inzake de roerende voorheffing van toepassing zijn. De artikelen 111, eerste lid, a), en 117, § 1, 4°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het voormeld wetboek voorzien evenwel in een onvoorwaardelijke verzaking van de roerende voorheffing wanneer de bedoelde inkomsten worden verkregen door Rijksinwoners. Daarnaast moeten die inkomsten verplicht worden opgenomen in de jaarlijkse aangifte in de personenbelasting en zijn ze overeenkomstig artikel 171, 3°, van het voormeld wetboek afzonderlijk belastbaar aan een tarief van 27 %, tenzij globalisatie fiscaal voordeliger zou zijn. Wanneer op basis van de feitelijke omstandigheden evenwel moet worden besloten dat het autodelen voor de eigenaar een beroepswerkzaamheid uitmaakt, dan zijn die inkomsten belastbaar als beroepsinkomsten tegen het progressief tarief. Het WIB 92 voorziet geen specifieke vrijstellingsregeling voor de inkomsten behaald uit het delen van privévoertuigen.