Parlementaire vraag nr. 1085 van mevrouw Magie De Block van 22.06.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/091 d.d. 09.09.2022, blz. 198

Dubbele beperking onroerende goederen

VRAAG (van mevrouw De Block)

Uit voorgaande parlementaire vragen (nr. 907 van 23 mei 1997, Van Hoorebeke, Vragen en Antwoorden, nr. 90, blz. 12365, en nr. 675 van 30 april 2001, Van Hoorebeke, Vragen en Antwoorden nr. 89, blz. 10268, en vraag in commissie nr. 12453 van 6 juli 2016, Van Biesen, Integraal Verslag 465, blz. 53) en rechtspraak blijkt dat er door de administratie een dubbele beperking voor onroerende goederen in onverdeeldheid wordt toegepast op de afschrijving van het beroepsmatig gedeelte van de woning wanneer deze door één van de samenwonenden of echtgenoten onder het stelsel van scheiding van goederen wordt gebruikt. In dergelijke gevallen is er steeds sprake van één van beide partners die een deel van de woning om beroepsmatige redenen gebruikt. De dubbele beperking wordt toegepast gezien de administratie van mening is dat de helft van het onroerend goed in onverdeeldheid toebehoort aan de andere partner, anders dan bij gehuwden onder het wettelijk stelsel waarbij het behoort tot het gemeenschappelijk vermogen. In 2020 werden we geconfronteerd met de covidpandemie en is de situatie in vele gezinnen veranderd. Tijdens de opeenvolgende lockdowns gold een verplichting tot telewerken. Bijgevolg hebben vele werknemers bijkomende inspanningen geleverd en de nodige kosten gedaan. Kosten die vroeger verbonden waren aan de werkgever worden aldus verschoven naar de werknemer. Tot op vandaag wordt hybride werken gepromoot.

1. a) Indien beide partners een deel van de woning om beroepsmatige reden afzonderlijk gebruiken kan er in dergelijke situatie geen sprake zijn van de dubbele beperking voor onroerende goederen in onverdeeldheid gezien deze reeds onder beide partners verdeeld is en waarbij elk een deel van de woning voor het beroepsmatig gebruik tot hun eigendomsaandeel behoort. Bent u het eens met deze zienswijze?

b) Zo neen, hoe dient de dubbele beperking voor onroerende goederen in onverdeeldheid toegepast te worden waarbij de helft toebehoort aan de andere partner wanneer beiden een deel van de woning om beroepsmatige doeleinden gebruiken?

2. Indien de dubbele beperking voor onroerende goederen in onverdeeldheid wordt toegepast volgens voorgaande situatie waarbij elk een specifiek deel van de woning om beroepsmatige doeleinden gebruikt en onder hun eigendomsaandeel valt, is hierbij dan geen sprake van verviervoudiging?

De dubbele beperking voor onroerende goederen in onverdeeldheid wordt toegepast op de afschrijving op het gebouw die voor het beroepsmatig gedeelte van de woning door één van de partners wordt gebruikt.

Wat met de andere kosten en bijhorende kosten die eenmalig zijn, jaarlijks terugkomen of een ander afschrijvingsregime volgen dan de afschrijving van de woning die gebruikelijk afgeschreven wordt op 33 jaar of 3 %?

3. Krachtens de bepalingen van artikel 374, derde lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 beschikken de bezwaarindieners over een "hoorrecht". Bovendien beschikken zij op grond van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur eveneens over een inzagerecht.

Een toegankelijke en gepersonaliseerde dienstverlening is een strategische ambitie uit het bestuursplan. Elke burger die in contact komt met de overheid kan toegankelijke, begrijpbare diensten en een kwaliteitsvolle dienstverlening verwachten. De dienstverlening dient laagdrempelig te zijn en iedere belanghebbende moet aanspraak kunnen maken op de diensten van de overheid en maximaal genieten van zijn rechten. Wanneer een belastingplichtige een bezwaarschrift indient, er geen wijziging van woonplaats was, maar zijn dossier behandeld wordt door een bezwaarambtenaar van een andere provincie, is het dan de bedoeling dat de belastingplichtige zich verplaatst naar de andere provincie of kan de belastingplichtige verzoeken gehoord te worden in zijn lokaal belastingkantoor? Wat is uw zienswijze en deze van de administratie hieromtrent?

ANTWOORD (van de Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding)

1 en 2. Overeenkomstig artikel 49, WIB 92, is enkel de kost die de belastingplichtige zelf doet of draagt, namelijk de waardevermindering op zijn aandeel in het onroerend goed, afschrijfbaar en dus aftrekbaar als beroepskost. Als de belastingplichtige het onroerend goed beroepsmatig gebruikt moeten de afschrijvingen beperkt worden tot zijn of haar eigendomsaandeel en tot het beroepsmatig gedeelte. Als beide partners de woning, waarvan ze elk voor de helft mede-eigenaar zijn, gebruiken voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheid, kan elke partner afzonderlijk de afschrijvingen van het door hem of haar beroepsmatig gebruikt gedeelte van de woning, beperkt tot de helft, als beroepskost in mindering brengen. Kosten die geen verband houden met het gebouw zelf, maar enkel met het gebruik van een deel van de woning, zoals kosten van verwarming, elektriciteit, enz., zijn te beperken tot het beroepsgedeelte van de uitgave. De bijhorende kosten kunnen krachtens artikel 62, WIB 92, in een keer in de kosten worden opgenomen of worden afgeschreven, met inachtneming van voormelde principes.

3. Het hoor- en inzagerecht is niet gebonden aan bepaalde formele regels. Zo kan er vrij tussen de administratie en de belastingplichtige worden afgesproken op welke wijze deze rechten kunnen worden uitgevoerd. De voorkeur wordt gegeven aan een elektronische inzage van het dossier, evenals kan het hoorrecht op een andere wijze worden uitgevoerd dan met de fysieke aanwezigheid op een bepaalde plaats (bijv. telefonisch, via teams, enz.). Indien er door de belastingplichtige een fysieke aanwezigheid wordt gevraagd, kan de plaats en het tijdstip in onderling overleg worden vastgesteld.