Parlementaire vraag nr. 527 van de heer Wouter Vermeersch van 06.07.2021

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2020-2021, QRVA 55/064 d.d. 02.10.2021, blz. 71

Aftrekbaarheid beroepskosten personenwagen ongekende CO2-uitstoot

VRAAG (van de heer Vermeersch)
Als de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) geen enkel gegeven heeft over de CO2-uitstootgehaltes van een personenwagen (bijv. voertuig uit het buitenland of heel oude wagens), wordt het CO2-uitstootgehalte van het betreffende voertuig voor de berekening van het voordeel van alle aard (VAA) forfaitair bepaald. Als het voertuig wordt aangedreven door een benzine-, lpg- of aardgasmotor, wordt dat voertuig gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km. In geval van een dieselmotor, wordt dat voertuig gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km. Hoe zit met de aftrekbaarheid van de beroepskosten voor een dergelijke personenwagen waarvan het CO2-uitstootgehalte niet gekend is? Artikel 66 WIB 1992 gaat daar niet verder op in. Is de aftrek dan 40 % of 50 % of nog een ander percentage?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
De regel is altijd geweest dat wanneer het CO2-uitstootgehalte niet gekend is, het laagst mogelijke aftrekpercentage van toepassing is. In artikel 198bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zoals het bestond alvorens te zijn vervangen door artikel 41, 5°, van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, was deze regel expliciet opgenomen. In artikel 66, § 1, WIB 92, dat vanaf aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2020 de aftrekbaarheid van beroepskosten met betrekking tot het gebruik van de in artikel 65 WIB 92 bedoelde voertuigen in zowel de personen- als de vennootschapsbelasting bepaalt, wordt daar inderdaad niet verder op ingegaan. De regel blijft echter ongewijzigd: indien het CO2-uitstootgehalte niet gekend is, wordt het laagst mogelijke aftrekpercentage toegepast, zijnde op basis van de huidige wetgeving, 40 %. Om alle mogelijke verwarring hieromtrent te vermijden, zal bij een eerstvolgende wetswijziging van artikel 66 WIB 92 deze regel opnieuw expliciet in het artikel opgenomen worden.